In de kalksteengroeven rondom Maastricht zijn onder andere een stuk kaak, een dijbeen, een scheenbeen, teenkootjes en wat tanden gevonden van een hadrosaurusachtige. Al met al is het materiaal te weinig om met zekerheid te kunnen zeggen tot welke soort deze dino behoort. In 1883 gaf H.G. Seeley een paar botjes de naam Orthomerus dolloi. Hadrosaurusachtigen waren toen nog niet zo heel erg bekend. Tegenwoordig weten we veel meer van hadrosauriërs en ook dat we een paar botjes niet zomaar een naam kunnen geven. Orthomerus blijkt dan ook een twijfelachtige toewijzing te zijn. Het is beter om onze dino voorlopig gewoon 'hadrosauriër' te noemen.
Als je aan dino's denkt en waar ze geleefd moeten hebben, zul je niet meteen aan Nederland denken. Toch hebben ze hier wel geleefd, of in ieder geval in de buurt. In de Krijtzee-afzettingen bij Maastricht zijn enkele botten gevonden van een hadrosaurusachtige dinosauriër. Deze leek waarschijnlijk veel op andere hadrosauriërs uit onder andere Noord-Amerika. Deze dinosauriërs worden vanwege hun brede bek ook wel eendensnaveldino's genoemd.
Onze hadrosauriër was een herbivoor. Het was een landdier en leefde waarschijnlijk in kuddes. Hadrosauriërs waren eigenlijk de 'koeien' van het Krijttijdperk. Hun menu bestond uit verschillende planten en het waren echte grazers. Dit is dan ook goed te zien aan hun gebit: ze hadden een grote hoeveelheid tanden achter in hun bek die in batterijen dicht op elkaar stonden en zo samen een groot kauwvlak vormden. Dat kwam goed van pas bij het versnipperen van de takken en bladeren die ze met de brede (tandenloze) voorkant van hun bek van planten afgristen. Wanneer onze hadrosauriër rustig aan het grazen was, liep hij op vier poten, waardoor hij makkelijk bij zijn voedsel kon komen. Waarschijnlijk kon hij zich echter ook op twee poten voortbewegen. Dit was vooral bij de snelle voortbeweging, bijvoorbeeld als hij snel moest vluchten.
Onze hadrosauriër behoorde niet tot de allergrootste dino's maar hij was best een flinke jongen. Van kop tot staart werd hij ongeveer vier meter lang en waarschijnlijk was hij behoorlijk gespierd. Qua formaat zou hij te vergelijken zijn met een Indische olifant.
Karakteristiek voor een bepaalde groep hadrosauriërs - de Lambeosaurine hadrosauriërs - was de ‘uitstulping op hun kop, een soort hanenkam. Tussen verschillende soorten hadrosauriërs verschilde de grootte en de vorm daarvan sterk, van kleine knobbels tot enorme uitsteeksels. Omdat er van onze dino nog geen complete schedels gevonden zijn, weten we niet precies hoe zijn hanenkam er uitzag. Van verwante soorten zijn er wel complete schedels gevonden en deze hadden meestal niet zo'n heel uitbundige versiering. Waarschijnlijk leek de schedel van onze dino hier ook wel een beetje op: een bescheiden hanenkam dus.
Een ander kenmerk van hadrosauriërs is de eerder genoemde 'eendensnavel.' Hun bek liep uit in een scherpe hoornen rand. Bij sommige soorten was die rand zeer breed, als de bek van een eend. De bek kwam goed van pas bij het voedsel zoeken. Takken en bladeren konden er moeiteloos mee van de bomen gerukt worden.
Hadrosauriërs waren landdieren die leefden in vlakke gebieden waar ze goed konden grazen. Ze aten waarschijnlijk vooral van conifeerachtige bomen en misschien ook kleinere planten, zoals varens. Gras bestond nog niet in de tijd van de hadrosauriers. Ze graasden in kuddes en trokken waarschijnlijk constant naar nieuwe plaatsen, op zoek naar voedsel.
Er zijn ten opzichte van andere dino's relatief veel hadrosaurusfossielen gevonden in zeeafzettingen. Ook in de kalksteenlagen in de Sint Pietersberg bij Maastricht zijn enkele vondsten gedaan. hieruit kunnen we concluderen dat hadrosauriërs niet al te ver van de kust vandaan leefden en dat ze zich vaak in de buurt van rivieren en riviermondingen begaven. De gevonden botten zijn ingespoeld in zee via daarin uitmondende rivieren.
Miljoenen jaren geleden zag de wereld er anders uit dan nu: de werelddelen lagen veel dichter bij elkaar. De voorouder van de hadrosauriërs - een iguanodonachtige uit het Midden-Krijt - kon zich daardoor gemakkelijk over de hele wereld verspreiden. Hadrosaurusachtigen kwamen dan ook bijna wereldwijd voor: er zijn resten gevonden in Noord- en Zuid-Amerika, Azië, Europa en een deel van Antarctica. Verder lag de zeespiegel in het Krijt veel hoger dan nu, waardoor grote delen van de wereld onder water stonden en aan de randen van continenten grote kustvlakten waren waar hadrosauriërs konden leven.
Onze Nederlandse hadrosauriër leefde tijdens het laatste deel van het Krijt: het Maastrichtien, zo'n 70 tot 65 miljoen jaar geleden.
Hadrosauriërs en hun voorouders en verwanten behoren tot de vogelheupdinosauriërs. Deze groep van dinosauriërs is ontstaan gedurende het Trias. De eerste herbivore dinosauriërsoorten hadden eenvoudige kaken; de verwerking van het voedsel vond vooral in het spijsverteringskanaal plaats, waarschijnlijk met behulp van een grote hoeveelheid bacteriën en enzymen. Omdat het spijsverteringskanaal zo'n groot deel van de voedselverwerking verzorgde, nam het ook aardig wat ruimte in beslag.
In de loop van de tijd evolueerden de herbivoren steeds verder en het verwerken van voedsel verliep steeds efficiënter. Zo ontstonden er bijvoorbeeld soorten met wangen, waardoor het voedsel langer in de mond kon blijven. Daardoor was er meer tijd om te kauwen. Ook dit kauwen ging steeds beter: er ontstonden soorten met meer tanden en ook soorten die hun kaken beter langs elkaar konden bewegen om de taaie planten fijn te malen. De voorouder van de hadrosauriërs was waarschijnlijk een Iguanodon-achtige. Deze dieren leefden tijdens het Midden-Krijt. Ook in onze omgeving kwamen ze voor: op verschillende plaatsen in Europa zijn fossiele resten van Iguanodons gevonden, onder andere in het Belgische plaatsje Bernissart. Waarschijnlijk was de voorouder van onze Hadrosaurus een verwant ervan.
De leefwijze van deze voorouder leek al sterk op die van de hadrosauriërs: het waren herbivore grazers die in kuddes leefden. Ze hadden minder tanden dan hadrosauriërs en maakten minder geavanceerde kauwbewegingen. Ook hadden ze nog geen helm die zo kenmerkend is voor hadrosauriërs. De helm is waarschijnlijk ontstaan omdat hij een functie kreeg bij het herkennen van en communiceren met soortgenoten, vechten, of het verleiden van partners.
Er zijn in Nederland niet veel resten van dinosauriërs gevonden. Mogelijk zijn ze er wel, maar de afzettingen uit het Krijt, het dinotijdperk bij uitstek, liggen erg diep. Alleen in Zuid-Limburg komen (zee-)afzettingen uit het Krijt aan het oppervlak.
- Esther Langen, Naturalis
Chin, K. 2007. The Paleobiological Implications of Herbivorous Dinosaur Coprolites From the Upper Cretaceous Two Medicine Formation of Montana: Why Eat Wood? - Palaios 22: 554-566.
Mulder, E.W.A. 2003. On Latest Cretaceous Tetrapods From The Maastrichtian Type Area. - Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 44(1): 1-188.
Schulp, A. 2008. De Nederlandse Dino. - Veen Magazines, Diemen.
Weishampel, D.B., P. Dodson & H. Osmólka (red.) 2004. The Dinosauria (2e editie). - University of California Press, Berkeley / Los Angeles.
Weishampel, D.B., E.W.A. Mulder, R.W. Dortangs, J.W.M. Jagt, C-M. Jianu, M.M.M. Kuypers, H.H.G. Peeters & A.S. Schulp 1999. Dinosaur Remains From the Type Maastrichtian: an Update. - Geologie en Mijnbouw 78: 357-365.
You, H. , Z. Luoc, N.H. Shubin, L.M. Witmere, Z. Tanga & F. Tang 2003.The Earliest-Known Duck-Billed Dinosaur From Deposits of Late Early Cretaceous Age in Northwest China and Hadrosaur Evolution. - Cretaceous Research 24: 347-355. PDF