Globidens fraasi is één van de kleinste bekende soort Mosasaurus. In 1998 werd door een groep specialisten (bestaande uit Marcel Kuypers, John Jagt, Hans Peeters en Douwe de Graaf) ontdekt dat G. fraasi en Carinodens belgicus dezelfde soort waren, terwijl ze voorheen als aparte soorten werden beschouwd. G. fraasi staat nu ook beter bekend als C. belgicus. Van deze soort is in ons land niet veel fossiel materiaal gevonden: slechts twee kaakfragmenten en enkele tanden. Een bekende vindplaats van dit fossiel materiaal is de ENCI-groeve in de Pietersberg bij Maastricht. Doordat er nog zo weinig materiaal is gevonden van deze soort zijn er nog steeds veel vragen omtrent dit zeereptiel uit het Krijt (ongeveer 145-65 miljoen jaar geleden).
Voor een Mosasaurus was Carinodens belgicus een erg kleine soort. Hij werd ‘slechts' ongeveer 3,5 meter groot, waar andere mosasauriërs meestal minimaal zo'n 8 meter waren. Het is natuurlijk moeilijk om uitspraken te doen over het uiterlijk van een dier, waar je alleen kaakfragmenten en tanden van hebt gevonden. Echter door vergelijking met verwante soorten, waarvan meer fossiel materiaal is gevonden, heeft men geprobeerd een reconstructie te maken. Het algemene bouwplan van een mosasaurus was een slank lichaam, dat glad overging in een krokodilachtige staart die eindigde in een vin, waarmee het dier zich voortbewoog. Verder had een mosasaurus vier flippers, waarmee hij kon sturen.
Door de beperkte hoeveelheid gevonden materiaal is het moeilijk om iets te zeggen over de verspreiding van C. belgicus. Er zijn nu twee kaakfragmenten gevonden in de krijtlagen in de ENCI-groeve in Maastricht. Waarschijnlijk heeft deze kleine Mosasaurus in de tropische zee geleefd die ten tijde van het Krijttijdperk Maastricht bedekte. Verder zijn er ook nog fossielen van C. belgicus gevonden in Rusland en Oekraïne. Ook zijn er fossielen van verwante soorten gevonden in Bulgarije, Marokko, Egypte, Jordanië, Syrië, Angola, Brazilië en de Verenigde Staten. Dit wijst erop dat kleine knobbeltandmosasaurus een grote verspreiding hadden.
C. belgicus kwam voor aan het eind van het Krijt, zo'n 80 tot 65 miljoen jaar geleden. Daarna stierven de Mosasaurussen tegelijk met veel andere reptielen uit aan het eind van het Krijttijdperk (de Mosasauridae stierven dus uit tijdens de grote uitstervingsgolf aan het eind van het Krijt, waarbij onder andere ook de Dinosauriërs uitstierven). Alleen de schildpadden, krokodillen en Lepidosauria (een groep reptielen die bestond uit slangen, hagedissen en brughagedissen) overleefden de overgang van het Krijt naar het Tertiair.
De familie van Mosasauriërs is waarschijnlijk in de loop van het Krijt ontstaan uit een hagedisachtige voorouder. Met welke familie de Mosasauridae het meest verwant zijn, is echter nog veel discussie over. Sommigen denken dat de Mosasauridae een zustergroep zijn van de Serpentes (slangen), terwijl anderen suggereren dat de Mosasauridae meer verwant zijn aan de Varanidae (Varanen) of aan de Lanthanotidae (dove varanen).
Zoals eerder gezegd is de ENCI-groeve in Maastricht een bekende vindplaats van fossiel materiaal van Carinodens belgicus.
- Kevin Spits, Naturalis
Jagt, J.W.M. 2005. Stratigraphic ranges of mosasaurs in Belgium and the Netherlands (Late Cretaceous) and cephalopod-based correlations with North America. - Geologie en Mijnbouw 84(3): 283-301.
Kuypers, M.M.M., Jagt, J.W.M., Peeters, H.H.G. & De Graaf, D.Th. 1998. Laat-Kreataceische mosasauriërs uit Luik - Limburg; Nieuwe vondsten leiden tot nieuwe inzichten. Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg Reeks XL1(1).
Schulp, A.S. 2005. Feeding the Mechanical Mosasaur: what did carinodens eat? - Geologie en Mijnbouw 84(3): 345-357.
Schulp, A.S., Mulder, E.W.A. & Schwenk, K. 2005. Did mosasaur have forked tongues? - Geologie en Mijnbouw 84(3): 359-371.