De uitgestrekte vlakte van de kwelder is begroeid met bijzondere soorten plantjes. Je kan je afvragen waarom hier geen kuddes schapen lopen. Als je een paar uur wacht krijg je zelf het antwoord. Je staat tot je knieën in het water en van de begroeiing op de kwelder is bijna niets meer te zien: de kwelder is ondergelopen. Kwelders hebben te maken met de eb- en vloedbeweging van de zee. Het proces van de vorming van kwelders vindt al vele duizenden jaren lang plaats langs de Nederlandse kust. Ook nu gaat de vorming van kwelders nog steeds door.
Een kwelder is een grote vlakte begroeid is met zoutminnende planten zoals lamsoor, zeekraal en kweldergras. De kwelders worden doorsneden door kronkelende geulen, de kreken. Bij hoogwater en bij storm kunnen kwelders grotendeels onderwater staan. Op dat moment zien kwelders er uit alsof ze onderdeel zijn geworden van de zee. Hier en daar zal er nog een plantje te zien zijn dat met de toppen van de blaadjes boven het water uitsteekt. Wanneer het eb wordt, komt de kwelder weer droog te liggen. De kwelder, de begroeide vlakte met de daarop kronkelende kreken, wordt weer zichtbaar.
Langs de kust in het noorden en zuidwesten van Nederland liggen waddengebieden. In het noorden is dit de Waddenzee, in het zuidwesten de Zeeuwse Delta. Beide gebieden hebben te maken met eb- en vloedbewegingen. Tijdens vloed overstroomt een deel van het land en neemt de zee klei- en zanddeeltjes mee. Door de constante sedimentatie van zeeklei ontstaan kwelders: uitgestrekte zeekleivlakten die bij eb droog liggen en alleen bij vloed overstromen. Op de kwelders groeien zoutminnende planten die met hun stengels en bladeren slibdeeltjes invangen en zo de sedimentatie bevorderen. Zo slibt de kwelder op.
Het water op de kwelders zoekt zich een weg via kreken. Kreken zijn de laagste punten op de kwelder. Na verloop van tijd wordt de kwelder zo hoog dat deze bij normale hoogwaterstand niet meer overstroomt. Het zand blijft hierdoor in de kreken liggen, de kreken verzanden en er ontstaan kreekruggen. Door ontwatering van de kleilagen klinkt de kwelder een stuk in, waardoor de kleilaag lager komt te liggen. De kreekruggen komen uiteindelijk iets hoger in het landschap te liggen dan de omliggende zeekleiafzettingen. Kwelders zijn een onderdeel van het Nederlandse zeekleilandschap. Het zeekleilandschap is onder te verdelen in drie gebieden, het Waddengebied in Noord-Nederland, het Zeeuwse Deltagebied en het centrale zeekleigebied (Noord- en Zuid-Holland).
Aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 12.000 jaar geleden, warmde het klimaat op. De ijskap die een groot gedeelte van Noordwest-Europa bedekte en waarvan het front ten noorden van Nederland lag, smolt. Het gevolg was een voor geologische begrippen snel stijgende zeespiegel, waardoor de Noordzee volliep. Er ontstonden langs de Nederlandse kust waddengebieden, die bij vloed onder water liepen. Er konden zo kwelders ontstaan. In het noorden van Nederland beschadigden stormvloeden de strandwallen en het geërodeerde sediment spoelde vervolgens de waddengebieden in. De kwelders werden hierdoor extra hoog opgeslibd, waardoor er kwelderwallen ontstonden. Zo'n 600 jaar voor Christus begonnen mensen de kwelderwallen verder op te hogen en te verstevigen om erop te kunnen wonen. Zo ontstonden terpen.
Op de grens tussen kwelder en wad kunnen in de waddenzee kleine kwelderklifjes voorkomen. Ze zijn ontstaan door het afkalven van kwelders tijdens stormen en kunnen tot wel een meter hoog zijn. De gelaagdheid van de zand- en kleilaagjes is hier goed zichtbaar. In een groot deel van het westen van Nederland vindt men zeeklei. Deze klei is afgezet in waddengebieden die vroeger langs de hele Nederlandse kust lagen. Vroeger was er minder aanvoer van sediment uit het achterland, waardoor de waddengebieden verder landinwaarts lagen. Hierdoor is nu overal in laagliggende gebieden langs de kust zeeklei te vinden. De vorming van kwelders gaat ook nu nog steeds door.
Kweldergebieden waar de afzetting van zeeklei actief plaatsvindt bestaan nog steeds. De meeste kwelders in Nederland zijn te vinden langs de kust van Groningen en Friesland en op de Waddeneilanden en in het Zeeuwse Deltagebied. In Zeeland worden kwelders schorren genoemd.
Het Verdronken land van Saeftinghe is een schorrengebied in het oosten van Zeeuws-Vlaanderen. Het ligt stroomafwaarts van Antwerpen aan de Schelde, op de grens met België. Tijdens de Allerheiligenvloed in 1570 kwam het gebied bijna volledig onder water te staan. In 1584 stroomde ook het dorp Saeftinghe zelf onder water, nadat de Nederlandse soldaten tijdens de Tachtigjarige Oorlog de laatste intact gebleven dijken doorstaken. Het gebied wordt beheerd door Stichting Het Zeeuwse Landschap. Het Verdronken land van Saeftinghe is een van de grootste brakwaterzones van West-Europa. Het gebied, 3580 hectare groot, vormt een vlakte van slikken en schorren met vele geulen. Tijdens vloed wordt een groot deel van het gebied overspoeld en wordt er zand en klei afgezet.
Heel lang geleden bestond het gebied uit vruchtbare polders. Rijke boeren bezaten dit land van de dubbele korenaren. De boeren waren zo rijk dat ze hun paarden besloegen met gouden hoefijzers. De drempels van hun huizen waren eveneens van goud. Maar op een dag keerde het tij.
Een visser ving een mooie zeermeermin. Haar man smeekte de visser om zijn vrouw terug te geven. Maar de visser weigerde koppig. En zo bezegelde hij het ellendige lot van het welvarende poldergebied. De zeemeerman sprak de vloek uit: 'het land van Saeftinghe zal vergaan, alleen de kerktorens zullen blijven staan!'
- Mieke Kokshoorn, Naturalis
Berendsen, H.J.A. 2004. De vorming van het land. - Van Gorcum & Comp., Assen.
Buise, M. & G. Sponselee 1996. Saeftinghe, verdronken land. - Drukkerij Duerinck, Kloosterzande.
Mulder, E.F.J., Geluk, M.C., Ritsema, I., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. (red.) 2003. De ondergrond van Nederland. - Drukkerij Peeters, Herent, België.
Terlingen, M. et. al. Wereld in werking, basisboek bovenbouw havo/vwo. - Malmberg, Den Bosch.