Geologie van Nederland
is een initiatief van

Tegelen

Tegelen en het Tiglien: botten in de klei

Tegelen is een dorpje in Limburg, gelegen tussen de Maas en een hogergelegen rivierterras. Het is een van onze belangrijkste vindplaatsen van fossielen. In de klei zijn resten van dieren en planten gevonden die rond twee miljoen jaar geleden leefden in een warm en vochtig klimaat. De klei van Tegelen dateert uit het begin van het Pleistoceen. De naam van het geologische tijdvak Tiglien is afgeleid van de Noord-Limburgse plaats Tegelen. 

De klei van Tegelen

Kleiafgraving Tegelen.
Al tijdens de late Steentijd (circa 2000 voor Chr.) gebruikten de bewoners van Midden-Limburg de klei in de ondergrond bij Tegelen om aardewerk te maken. Toen de Romeinen zich vanaf het begin van de jaartelling in ons land vestigden, groeide het vervaardigen van dakpannen en ander aardewerk uit tot een bloeiende industrie. De Romeinen noemden hun dakpannen tegulae en de dorpsnaam Tegelen is daarvan afgeleid. Tot de eerste helft van de twintigste eeuw is de klei van Tegelen onafgebroken gewonnen en gebruikt. Aanvankelijk werd de klei met de hand gedolven. De arbeiders legden gevonden fossielen ongeschonden opzij, waarna ze in handen van wetenschappers terechtkwamen. Pas later werd overgegaan op een mechanische manier van delven, waardoor veel fossielen zijn verlorengegaan. Vandaag de dag wordt bij Tegelen nog steeds klei gedolven, zij het op kleine schaal.

Dubois

Eugène Dubois (1858-1940).
De eerste paleontoloog die geïnteresseerd raakte in de fossielen van Tegelen was Eugène Dubois. Eugène Dubois werd in 1891 beroemd toen hij op Java de oermens Homo erectus ontdekte. Met het vinden van deze 'missing link' was hij de eerste die aantoonde dat de evolutietheorie van Darwin ook op mensen van toepassing was. Eugène Dubois was getrouwd met de dochter van de eigenaar van de Tegelse kleigroeve en hij was de eerste geoloog die het belang van de fossielen in die klei inzag. Hij publiceerde vanaf 1904 over de Tegelse herten.

Verwarring

In de buurt van Tegelen waren aan het begin van de vorige eeuw acht verschillende groeves waarin klei gedolven werd. Steeds werden tijdens de graafwerkzaamheden botten, plantenzaden en andere fossielen gevonden. Elke groeve had een andere eigenaar en dus waren er ook verschillende namen: Canoy Herfkens, Egypte en Russel Tiglia, om er enkele te noemen. Dubois dacht dat de klei die in al die groeves gewonnen werd tot één pakket behoorde en dus uit dezelfde tijd stamde. Hij plakte daarom op elk gevonden fossiel een label met 'Tegelen'. Toen leek dat niet zo'n groot probleem, maar nu we weten dat de klei in de verschillende groeves zeker niet uit dezelfde tijd stamt. Hoe moeten we de gevonden fossielen dan stratigrafisch inpassen of het milieu reconstrueren waarin de dieren en planten leefden? Gelukkig schreef Dubois op de labels ook de naam van de groeve waar het fossiel gevonden was. Zo kunnen we de vondsten herleiden naar de groeve en dus naar de kleilagen waaruit ze stammen. Inmiddels zijn de kleilagen van de verschillende groeves gedateerd en kunnen we de door Dubois verzamelde fossielen terugplaatsen in de tijd. De tijd waarin de dieren leefden varieert van 2,4 miljoen tot 1,9 miljoen jaar geleden.

Tegelse Klei

Vorming van een hoefijzermeer.
Tegelse klei is rivierklei die ooit door de Maas is afgezet in het Vroeg-Pleistoceen. Klei wordt alleen afgezet op plekken met een langdurig lage stroomsnelheid, bijvoorbeeld in een afgesneden riviermeander, een zogenaamd hoefijzermeer of, in het Engels, oxbow lake. Zo'n hoefijzermeer is een U-vormige dode rivierarm, door de rivier zelf afgesneden van de hoofdloop. 

Nederland tijdens het Tiglien

In de periode voor het Tiglien, dus gedurende Mioceen en Plioceen, was Nederland geheel met zee bedekt, met uitzondering van een deel van Limburg. De rivieren, voornamelijk Rijn en Maas, voerden grote hoeveelheden grind, zand en klei aan vanuit het oprijzende achterland. Deze sedimenten vulden de zee langs de toenmalige kust op. Het land breidde zich uit en de kustlijn verplaatste zich langzaam naar het westen.

 

Ten tijde van het Tiglien was Nederland voor een groot deel aan het droogvallen. Er heerste een gematigd warm klimaat met een gemiddelde temperatuur van 19 °C in juli. De zeespiegel ging nog wel op en neer en begroef de continentale veenlaagjes onder een laag zeeklei of zand, maar voor het grootste deel was Nederland droog. Doordat het landijs uit het Saalien pas veel later kwam, was Nederland nog grotendeels vlak en bedekt met eindeloze bossen, riviervlaktes en drassige moerassen. Door de regen spoelden zaden, bladeren, botten en braakballen in de hoefijzermeren. Omdat er geen stroming meer stond, konden ze netjes fossiliseren.

De flora en fauna van Tegelen

Reuzenbever (Trogontherium).

De vegetatie in het Tiglien bestond vooral uit dichte loof- en naaldbossen. Aan de hand van fossiele vruchten, zaden en stuifmeelkorrels kan een reconstructie gemaakt worden van  de plantensoorten en hun talrijkheid in die periode.

 

Aan de flora en fauna die is gevonden, zie je goed dat het een zeer nat milieu was. Drijvende varens, waterplanten, twee soorten lelies, een beverachtige (Trogontherium), twee soorten watermollen en natuurlijk vele soorten vissen. Natuurlijk zijn ook landplanten en landdieren gevonden, zij vormen zelfs de meerderheid. Hun zaden en stuifmeel zijn in de afzetting gewaaid of gevallen, hun botten zijn in de vorm van karkassen of braakbalresten ingespoeld.

 

De lijst van soorten die in de kleigroeves van Tegelen en omgeving gevonden zijn, is lang. Er zijn overblijfselen gevonden van verschillende grote landdieren zoals:

 

Ook een aantal roofdieren:

 

Het bekendste zoogdier uit Tegelen was een aap, die Macaca sylvanus florentina werd genoemd. De gevonden onderkaak en een aantal kiezen en tanden zijn niet of nauwelijks te onderscheiden van de recent in Marokko nog levende berberaap. De makaak uit Tegelen is toch wel heel bijzonder, de dichtstbijzijnde nog levende apen zitten helemaal op de rots van Gibraltar.

 

Het zal alleen nogal lastig worden om zelf nog op zoek te gaan naar fossielen in de groeves; de meeste groeves zijn omgevormd tot recreatieterreinen, stille bosmeren of gewoonweg dichtgegroeid met bos. Er is nog één groeve in gebruik, de groeve Hoogterras Tegelen, maar helaas mag je daar zonder toestemming niet naar binnen.

 

- Jody Mijts

Meer informatie

»

Berg, Rob van den 1987 Het kleine hert van tegelen (Cervus rhenanus Dubois, 1904): Een onderzoek naar synoniemen onder vroegpleistocene europese soorten. Cranium, nr. 1, vol. 4, pag. 24-29, 6 pagina's

»

Böhmers, J. & A.C.V. van Bemmel 1932 In de klei van Tegelen. De Levende Natuur, nr. 6, vol. 37, pag. 170-181. 12 pagina's

»

Hoek-Ostende, Lars van den 1990 Tegelen in Teylers. Cranium, nr. 1, vol. 7, pag. 3-8. 6 pagina's

»

Jong, Theo de 1998 Topstukken uit de diepte. Prehistorische dierenresten uit Noord-Brabant. Cranium, nr. 2, vol. 15, pag. 84-110. 27 pagina's

»

Kolfschoten, Thijs van 1989 De Pleistocene neushoorns van Nederland. Cranium, nr. 2, vol. 6, pag. 19-32. 14 pagina's

»

Kolfschoten, Thijs van 1996 Het symposium "The Dawn of the Quaternary". Cranium, nr. 2, vol. 13, pag. 111-112. 2 pagina's

»

Mol. D, 1993 Zoogdieren uit het Pleistoceen: het verzamelen van IJstijdfossielen in Nederland. GEA, nr. 4, vol. 26, pag. 128-134

»

Mol, D. & J. de Vos 1995 Een dijbeen van een uitgestorven bever, Trogontherium cuvieri Fischer (1809), van de Noordzeebodem en enkele wetenswaardigheden over deze bever. Grondboor & Hamer, nr. 2, vol. 49, pag. 29-36

»

Post, K., D. Mol, J. Reumer & J. de Vos 2001 Zoogdierfauna uit het Bavelien. Grondboor & Hamer, nr. 6, vol. 55, pag. 2-22

»

Reumer, Jelle 1988 De spitsmuizen (Soricidae) van Tegelen. Cranium, nr. 1, vol. 5, pag. 36-50. 15 pagina's

»

Smit, O. 1982 Botten in de bodem. Fossielen van zoogdieren en planten in de klei van Tegelen. Grondboor & Hamer, nr. 5, vol. 36, pag. 145-149

»

Spaan, A. 1992 Het grote hert van Tegelen. Cranium, nr. 1, vol. 9, pag. 23-26. 4 pagina's

»

Vervoort-Kerkhoff, Yvette & Thijs van Kolfschoten 1987 Tegelen. Cranium, nr. 1, vol. 4, pag. 20-23. 4 pagina's

Auteurs

  • Jody Mijts

Meer vindplaatsen