Deze zandlaag wordt ook wel dekzand genoemd. De laag die in het zuiden van Limburg is terug te vinden heeft een andere samenstelling dan het zand in de rest van Nederland en wordt löss genoemd. Lössdeeltjes hebben een kleinere diameter dan de dekzanddeeltjes, waardoor ze verder door de wind kunnen worden meegevoerd. Pas toen de lössdeeltjes in het zuiden van Limburg meer begroeiing tegen kwamen en de wind minder sterk werd, bleven ze liggen. Aldus ontstonden de lösslagen.
Löss bestaat uit zeer fijne korrels, die kleiner zijn dan die in dekzand: ze zijn zo'n 2-50 μM. Löss bestaat voor zo'n 75% uit kwartskorrels. Dekzand is 'arm' zand, het bevat weinig voedingsstoffen. Löss daarentegen is zeer vruchtbaar. De lössafzetting in Zuid-Limburg is in verschillende lagen onderverdeeld. De onderste laag komt uit het Saalien en is sterk leemhoudend. De bovenste lagen zijn in het Weichselien afgezet.
Het lösslandschap ligt op meer dan vijftig meter boven NAP en heeft veel reliëf. De oude dorpen zijn voornamelijk in de dalen gebouwd en de wegen zijn niet recht maar volgen het reliëf. De vlakke stukken worden vaak gebruikt voor landbouw en veeteelt; op de steilere hellingen groeien bossen. Eveneens kenmerkend zijn de holle wegen. Dit zijn diepe erosiegeulen, uitgesleten door het van het plateau afstromende water.
Het Weichselien was het laatste deel van de laatste ijstijd. Het klimaat in Nederland was erg koud en droog. De Noordzee stond droog. Al het water was opgesloten in de ijskappen. Door de droogte en de kou groeiden er weinig planten en de bodem was kaal. De harde wind die over Nederland waaide nam het zand op en liet het op een andere plek weer neerkomen.
De laag die in Zuid-Limburg werd afgezet had een andere samenstelling dan de dekzandlaag in de rest van Nederland. De lössdeeltjes werden uit het Noordzeebekken geblazen en konden dankzij hun kleine afmetingen door de wind over grotere afstanden worden vervoerd. In Zuid-Limburg was de vegetatie dichter, verloor de wind aan kracht en werden de kleine deeltjes afgezet. De poolwinden waren ook minder sterk door de grotere afstand tot de Scandinavische ijskap.
De lösslaag in Limburg varieert in dikte van een tot twintig meter. Löss is, doordat het rijk is aan voedingsstoffen, zeer geschikt voor landbouw. De eerste landbouw in Nederland vond dan ook plaats op de lössgrond in Zuid-Limburg.
Löss is in Nederland voornamelijk te vinden in Zuid-Limburg. Plaatselijk is ook löss afgezet langs de oostelijke kant van de stuwwal bij Arnhem en Nijmegen. De lössgordel loopt van Noord-België via Zuid-Limburg en Duitsland door tot in Rusland. De noordgrens van de lössafzetting komt ongeveer overeen met de noordgrens van de steppe-toendravegetatie uit de laatste ijstijd.
Ook in het Limburgs Nationaal park De Meinweg zijn, naast grind, dekzandruggen en löss op het hoogterras uit de laatste ijstijd te vinden.
Op verschillende plekken in Zuid-Limburg is het lösslandschap duidelijk te herkennen. Wanneer je bijvoorbeeld naar de topografische kaart van de omgeving van Wijlre kijkt, kun je de kenmerken van het lösslandschap zien. De kronkelende wegen die het reliëf volgen, de hoogteverschillen en het dorpje in het dal. Op de wat vlakkere stukken land is akkerbouw en weidegrond te vinden. Op de steilere stukken groeit bos.
- Mieke Kokshoorn, Naturalis
Berendsen, H.J.A. 2004. De vorming van het land. - Van Gorcum & Comp, Assen.
Gans, W. de 2006. ANWB Geologieboek Nederland. - ANWB, Den Haag.
Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.P. Ritsema, W.E. Westerhoff en Th. Wong 2003. De ondergrond van Nederland. - Drukkerij Peeters, Herent België.
Terlingen, M. et. al. Wereld in werking, basisboek bovenbouw havo/vwo. - Malmberg, Den Bosch, Malmberg.