Winterswijk is uniek qua omgeving en ook wat betreft de grote verscheidenheid aan gesteenten die rondom in de ondergrond te vinden is. Met de oude Jacobskerk in het dorp als centraal punt, vind je binnen een cirkel van zeven kilometer gesteenten uit een groot aantal tijdvakken: Trias, Jura, Krijt, Oligoceen, Mioceen, Plioceen en Pleistoceen. Dit stuk Achterhoek, waar Winterswijk ligt, wordt ook wel 'de mozaïekvloer van Nederland' genoemd. De meest bijzondere overblijfselen uit het verleden zijn te vinden in enkele kalksteengroeven, een paar kilometer ten oosten van het Winterswijk, in de richting van de grens met Duitsland.
De ondergrond van Winterswijk is opgebouwd uit verschillende lagen. Op een diepte van 800-1000 meter vind je zoutpakketten uit het Perm, specifiek uit de Zechsteintijd (290-245 miljoen jaar geleden). Dit noemen we steenzout. De zoutpakketten gedragen zich onder druk als een dikke stroop. Door de druk van de bovenliggende lagen wordt het steenzout min of meer vloeibaar en kruipt het langs breuken in de bovenliggende gesteentelagen omhoog. Onder de zoutpakketten bevinden zich gesteenten uit een ouder tijdperk: het Carboon (362-290 miljoen jaar geleden). Bovenop het Perm liggen tot soms wel 600 meter dikke Bontzandsteen-pakketten. Daarboven bevinden zich afzettingen uit het latere Trias, de zogenaamde Muschelkalk. Het gaat hier om grijskleurige kleiige kalksteen die veel fossielen bevat. Direct in het Nederlands vertaald betekent Muschelkalk 'mosselkalk.' Dit wekt de indruk dat de kalk is ontstaan doordat kalk van mosselbanken is samengeperst en gesteentepakketten heeft gevormd. Die indruk is volstrekt onjuist. De kalksteen is op een andere manier ontstaan: ze is gevormd doordat zeer fijne slibdeeltjes op de bodem van de toenmalige zee neerdaalden. Dit proces ging gestaag miljoenen jaren door. In de loop van de tijd bouwden zich zo tientallen meters dikke kalksteenlagen op. Door bewegingen in de ondergrond is de kalksteen aan de oppervlakte komen te liggen.
De Muschelkalk is in Winterswijk ontdekt in 1852. In dit jaar werd voor het eerst in de grond geboord, waarbij een diepte van 112 meter werd bereikt. Het doel van deze boring was om steenkool te vinden. De Muschelkalk die toen gevonden werd, is later uitgegraven en voor verschillende doeleinden gebruikt.
De Muschelkalk is in een steengroeve gewonnen, die in de loop van het winningsproces steeds dieper en uitgestrekter werd. De steengroeve is op 4 augustus 1933 officieel geopend in het bijzijn van de burgemeester van Winterswijk. De kalksteen van Winterswijk is ontdekt door een transportondernemer uit Winterswijk, toen hij met een paar vrienden gaten in een weiland maakte om te kijken of er economisch interessante gesteenten in de ondergrond aanwezig waren. Elke steen die zij vonden, brachten zij naar de burgemeester, die de stenen liet bekijken door een provinciale hoofdingenieur. Een deel van de uitgegraven Muschelkalk werd gebruikt als wegverharding. Het weiland werd opgekocht om meer gesteenten te kunnen uitgraven. In 1932 werd er een smalspoor gehuurd en is met de echte ontginning begonnen. Dankzij het smalspoor was het gesteente makkelijk uit de groeve te transporteren.
Een half jaar daarna werd de 'Winterswijksche Steen- en Kalkgroeve' geopend. Deze steengroeve is nog steeds in bedrijf en open voor bezoekers. Er zijn open dagen, excursies en gelegenheid tot picknicken, alles voor een geologisch dagje uit. De man die elke dag wel van een geologisch dagje uit houdt is Henk Oosterink. In 1975 vond hij zijn eerste pootafdruk van een sauriër in de Winterswijkse steengroeve. Sinds die vondst staat het leven van deze amateur in het teken van de fossielen uit de Muschelkalk. Zijn ontdekkingen in de Winterswijkse Muschelkalk publiceerde hij in het tijdschrift Grondboor en Hamer. Eén van zijn publicaties, waarin hij melding maakte van afdrukken van dinopoten in de Muschelkalk, zorgde voor een grote doorbraak, waardoor Oosterink in contact kwam met bekende paleontologen. In samenwerking met Naturalis en de Universiteit van Bonn en de Universiteit Utrecht wordt er nog steeds veel naar fossielen gezocht. Voor zijn ijver heeft amateurverzamelaar Oosterink twee onderscheidingen gekregen. In de loop van de jaren heeft Oosterink een zeer omvangrijke en voor de wetenschap belangrijke verzameling pootafdrukken, skeletresten, schelpen en zelfs gefossiliseerde regendruppels uit de steengroeve bijeengebracht.
Tegenwoordig wordt het gesteente niet meer per smalspoor afgevoerd, maar met vrachtwagens. De Muschelkalk wordt in de fabriek die zich op het terrein bevindt, fijngemalen tot poeder en opgeslagen in grote silo's. Vroeger werd de kalk gebruikt voor het maken van wegen, maar na een tijdje kwam men erachter dat het als plaklaag niet goed diende. De plaklaag vormt de toplaag van asfalt; het houdt zoveel mogelijk steentjes, zand en grind bij elkaar. Tegenwoordig wordt de fijngemalen Muschelkalk gebruikt als vulmiddel, bindmiddel van asfalt. Daarnaast dient het als strooikalk in de landbouw. Hier heeft het meerdere functies, zoals verlagen van de zuurgraad, tegengaan van mosvorming in gazons, extra kalk in veevoer en als ingrediënt in bestrijdingsmiddelen. De kalk heeft een hoog magnesiumgehalte, waardoor het ook een belangrijk bestanddeel is van kunstmest.
In het Trias was Winterswijk een zogenaamde sabkha. Sabkha's zijn moddervlakten die we nu nog in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Meestal liggen ze aan de rand van een ondiepe warme zee of een lagune. De klei wordt bij elkaar gehouden door matten van kalkvormende algen. De algen scheiden een slijm af waaraan de kleikorrels blijven plakken. Het proces waarbij algenmatten zand en klei vastleggen tot strand en moddervlakten, vindt nog steeds langs onze kust plaats. De uitgestrekte zandvlakte de Vliehors op Vlieland kan vergeleken worden met de omstandigheden waarin de Muschelkalk van Winterswijk zich heeft gevormd. De Vliehors wordt opgebouwd en vastgehouden door kolonies blauwalgen. Met de wind komen er grote hoeveelheden zandkorrels aangewaaid die gevangen worden door blauwalgen, die in grote matten op de Vliehors groeien. Aan de bovenkant van de slijmerige mat kleven weer nieuwe zandkorreltjes vast, waardoor de laag steeds dikker wordt. Er ontstaan dikke pakketten strandafzettingen die zich steeds verder uitbreiden. De kalksteenlagen van Winterswijk zijn ook op een dergelijke manier ontstaan. De algenmatten groeiden bovenop de moddervlakte, de waddenzee die 225 miljoen jaar geleden bij Winterswijk te vinden was.
Over de moddervlakte liepen allerlei dieren. Ze zakten een beetje in de modder en lieten zo hun pootafdrukken achter. Als deze modder droog viel, traden er krimpscheuren op tussen de verschillende lagen. Dankzij de krimpscheuren is de klei makkelijk te splijten. Wanneer je dat doet, kun je fraaie pootafdrukken te zien krijgen van de dieren die over de moddervlakte liepen.
Een van de belangrijkste ontdekkingen in de steengroeve is die van de Nothosaurus winterswijkensis. Van dit reptiel is een complete, perfect bewaarde schedel gevonden. Nothosaurus leefde in het Trias, zo'n 240 miljoen jaar geleden. In de Muschelkalklagen die in Winterswijk aan de oppervlakte komen, zijn ook skeletdelen en loopsporen van deze soort gevonden. Nothosaurus winterswijkensis had een amfibische levensstijl en kon maximaal twee meter lang worden.
- Jody Mijts
Lankamp, J. & H. Winkelhorst 1998 Van vondst naar verzameling. Vondsten van gewervelde dieren uit de Winterswijkse Muscheikalk. Grondboor & Hamer, nr. 1, vol. 52, pag. 17-20
Lankamp, J. 2002 Bijtsporen op een sauriërbot uit Winterswijk. Grondboor & Hamer, nr. 2, vol. 56, pag. 26-27
Oosterink H., 1976. Fossiele voetstappen in de eerste Muschelkalk-groeve van Winterswijk. - Grondboor & Hamer 30 (5): 130 - 144.
Oosterink, H.W. & G.H. Diepenbroek 1990 Nieuwe vondsten uit de Winterswijkse Trias. Grondboor & Hamer, nr. 6, vol. 44, pag. 150-154
Oosterink, H.W. 2008 De Winterswijkse Steengroeve, een aantrekkelijke vindplaats voor paleontologen en mineralogen. GEA, nr. 4, vol. 41, pag. 95-100