Tijdens de wintersport een arm of been gebroken? Geen paniek, het komt weer helemaal goed met een gipsverband! Verhit en vermalen gipspoeder wordt namelijk hard als het nat gemaakt wordt. Het wordt daarom ook gebruikt om afdrukken te maken van beelden, of door de orthodontist om een afdruk van je gebit te maken.
Het is onduidelijk waar de herkomst van de naam gips ligt. Het Griekse gypsos en het Arabische jibs lijken er allebei op. Ze betekenen allebei pleister, wat duidelijk maakt dat dit mineraal al lang geleden als stuukmateriaal gebruikt werd.
Gips komt voor in verschillende hoedanigheden. De meest heldere variant van gips werd vroeger gebruikt om Mariabeelden mee te versieren en wordt daarom in religieuze kringen ook wel Mariaglas genoemd. Het kan ook voorkomen als een witte doorschijnende massa (albast), als samengeklonterde plaatjes van gips en zand (woestijnroos) en als transparante naaldvormige of langwerpige kristallen (seleniet). Gips is vrij makkelijk te herkennen: het is zo zacht dat je het kan krassen met je nagel. Dat maakt gips meteen tot een van de zachtste mineralen die we kennen. Dat je het met je nagel kan krassen komt van pas om Mariaglas van bergkristal te onderscheiden. De laatste is namelijk vele malen harder.
Verder is gips te herkennen door het in vuur te houden. Het water dat in het mineraal zit ingesloten verdampt er dan namelijk uit. Er zijn onderzoeken aan de gang waarin geprobeerd wordt om op deze manier water uit gips te halen voor de bevolking in woestijngebieden. Daar is namelijk geen water, maar wel veel gips. Als het water uit het gips is verdampt blijft er een materiaal over dat pleister heet. Dit materiaal kan opnieuw vocht aantrekken uit bijvoorbeeld nachtelijke mist die er in woestijngebieden is, waarna er opnieuw water uit te halen is.
Het gips dat je in ons land kunt vinden is tijdens het Trias gevormd in een warme, ondiepe zee. Door de hoge temperatuur vond er een snelle verdamping van zeewater plaats. Als gevolg daarvan nam de concentratie van de in het zeewater opgeloste stoffen toe. Op een gegeven moment was de concentratie zo hoog dat er mineralen gingen neerslaan. Gips was er één van. Vandaag de dag vinden we dit gips als gipskoepels op omhooggedrukte zoutdiapieren, zoals bij Schoonloo in Drenthe waar het op 150 meter diepte te vinden is.
Een deel van het gips in Nederland is op een andere manier ontstaan, namelijk door de omzetting van andere mineralen. Als pyriet (FeS2) wordt blootgesteld aan lucht bindt zuurstof (O2) zich aan het mineraal en worden ijzer(II)sulfaat (FeSO4) en zwavelzuur (H2SO4) gevormd. Het zwavelzuur reageert vervolgens met calciet (CaCO3) en er ontstaat anhydriet (CaSO4). Als anhydriet met water in aanraking komt wordt er gips gevormd (CaSO4٠2H2O). Een mineraal dat op deze manier wordt gevormd wordt ook wel een secundair mineraal genoemd.
Gips kan op verschillende manieren voorkomen, bijvoorbeeld als grote doorzichtige kristallen. Dit wordt seleniet of Mariaglas genoemd. Seleniet kan ook vezelig voorkomen. Compacte massa's van gips waarin weinig structuur te bekennen is worden albast genoemd. Albast komt niet in Nederland voor, omdat er enige gebergtevorming voor nodig is. De meest bekende vorm van gips bij mineraalverzamelaars is de woestijnroos. Deze, op een roos lijkende, samenklontering van gipskristallen wordt gevormd doordat water in de woestijnbodem omhoog getrokken wordt door verdamping aan het oppervlak. Dit water verdampt en het, in water opgeloste, gips vormt samen met zandkorrels gipskristallen. In Nederland is er nooit zo'n woestijn geweest, dus kunnen hier geen woestijnrozen worden gevonden. In de Sahara kan je ze nog wel vinden. Daar worden nog steeds woestijnrozen gevormd.
Gips is een erg zacht mineraal; met een hardheid van 2 op de schaal van Mohs kan het gekrast worden door je vingernagel. Als je met een hamer op een gipskristal slaat, is de kans groot dat het mineraal breekt langs een mooi recht vlak. Dit wordt ook wel splijting genoemd. Deze splijting is het gevolg van opbouw van de atomen in het gipskristal. Een gipskristal bestaat namelijk uit allemaal laagjes calciumsulfaat (CaSO4) met daartussen laagjes watermoleculen (H2O). De laagjes watermoleculen hebben een zwakke binding met het calciumsulfaat, dus zal het kristal makkelijk breken langs deze lagen.
Een van de eerste toepassingen van gips die we kennen is terug te vinden bij de piramide van Cheops in Egypte, die 25 eeuwen voor Chr. werd gebouwd. De buitenkant van deze piramide werd voorzien van een pleisterlaag.
Gips wordt vandaag de dag nog steeds door stukadoors gebruikt om muren van een pleisterlaag te voorzien, al gebeurt dat nu hoofdzakelijk binnenshuis. Dit stukadoorsmateriaal ontstaat door het in gips aanwezige water deels te verdrijven door het te verhitten tot iets boven het kookpunt van water. Er ontstaat dan gips met nog maar een klein deel water. Als het gips vervolgens opnieuw water opneemt, ontstaat een vezelige structuur die het materiaal hard maakt. Dit zelfde principe wordt gebruikt bij het aanleggen van een gipsverband. Hoewel Arabische artsen dit verband al in de tiende eeuw gebruikten, wordt de uitvinding toegeschreven aan de Nederlandse arts Antonius Mathijsen, die in het jaar 1851 het gipsverband herontdekte. Het wordt nu nog steeds gebruikt in ziekenhuizen over de hele wereld.
Dat gips vanuit vloeibare vorm kan uitharden is dus handig voor gebruik in stuukwerk en als gipsverband, maar bijvoorbeeld ook om afgietsels te maken van beelden. Zelfs de afdruk van je gebit die de tandarts maakt als je een beugel nodig hebt, is van gips.
Het water in gips heeft nog een nuttige toepassing, namelijk in brandwerende muren. Gipsplaten worden vaak gebruikt tussen verschillende ruimtes als brandvertrager. Wanneer er brand uitbreekt, zorgt het water in de gipsplaten ervoor dat de andere kant van de muur niet warmer wordt dan 100 °C (kookpunt van water), totdat al het water uit het gips verdwenen is.
Vroeger bestond krijt uit kalk, maar tegenwoordig is het belangrijkste bestanddeel van stoepkrijt en schoolbordkrijt gips. Omdat gips zo zacht is, laat het krijt makkelijk een streep achter.
Gips komt in Nederland vooral voor als secundair mineraal in kleien waarin kalk en pyriet aanwezig is, die omgezet kunnen worden in gips. Deze kleien zijn te vinden in groeve De Vlijt in Winterswijk, de groeves Scholten, Kuiperberg in Ootmarsum, groeve De Lutte bij Oldenzaal in Overijssel en in afzettingen nabij Rossum in Overijssel. Ook in de storthopen waarnaar de Limburgse steenkoolmijnen Emma bij Hoensbroek en Hendrik bij Brunssum hun puin afvoerden kan je secundair gevormde gipskristallen vinden.
Gips wordt in Nederland niet gewonnen; de winning is niet rendabel, omdat gips hier niet dikke pakketten voorkomt. De grootste gipsproducenten zijn de Canada, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
- Guido Beenhakker, Naturalis
Hurlburt, C.S., 1970. Minerals and Man. - Thames & Hudson, London. 304p.
Kouřimskỳ, J., F. Tvrz & H. Bijl, 1980. Mineralen in woord en beeld. - U.M. Holland, Haarlem. 351p.
Nijland, T. G., J. C. Zwaan, D. Visser & J. Leloux, 2007. De mineralen van Nederland. - Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden. 104p.
Pannekoek, A. J., 1952. Anhydriet en gips in Nederland. - Geologie & Mijnbouw 14: 69-80.
Perkins, D., 2002. Mineralogy. - Prentice Hall, New Jersey. 483p.