Het is een merkwaardige gedachte dat Zuid-Limburg miljoenen jaren geleden een warme zee was met watertemperaturen tussen de 18 en 23 graden. Een zee - vermoedelijk zo'n dertig tot veertig meter diep- met koraalriffen en vol leven zoals nu te vinden in bijvoorbeeld de Caraïben maar dan met interessante extra's zoals bijvoorbeeld maashagedissen. Het Maastrichtien is voor het grootste deel een periode met behoorlijk hoge temperaturen. Pas tegen het einde is er een geleidelijke afkoeling.
Waar komen die hoge temperaturen vandaan? Tijdens het Krijt neemt de snelheid waarmee de continenten zich verplaatsen toe met als gevolg een verhoogde tektonische activiteit. Dit leidt tot een toename van vulkanisme en daardoor tot een toename van CO2, een broeikasgas, in de atmosfeer, met stijgende temperaturen tot gevolg. Het CO2-gehalte was mogelijk tot zes keer hoger dan tegenwoordig. De polen zijn vrij van ijskappen; de poolgebieden zijn bebost.
Verplaatsing van de continenten heeft alles met plaattektoniek te maken. Als gevolg van plaattektoniek is de aardkorst -gezien over een heel lange termijn- een dynamisch systeem: continenten liggen niet stil op onze aardbol maar zijn -heel traag- in beweging. Ze bewegen van elkaar af, botsen of schuiven onder elkaar door. Dit noemen we continentale drift. Aan de oppervlakte merken we dit door vulkaanuitbarstingen en aardbevingen maar ook zijn in het verleden op deze manier de grote bergketens ontstaan. Zo werden bijvoorbeeld tijdens het Tertiair (± 65,5-1,8 miljoen jaar geleden, het geologische tijdperk na het Krijt) de Alpen, de Pyreneeën en de Himalaya gevormd: de continenten Afrika en India bewogen naar het noorden toe en kwamen in botsing met Eurazië.
Gebergtevorming hebben we in het Krijt van Zuid-Limburg niet gehad, wel zeespiegelstijgingen, iets wat ook weer samenhangt met bovengenoemde plaattektoniek. Door de hoge temperaturen warmt het zeewater op en zet uit. Lagergelegen delen van continenten komen zo onder water te liggen, waaronder ook Zuid-Limburg. Pas in de buurt van wat nu de Ardennen en Eifel zijn, is in de vorm van eilandjes weer land te bekennen.
Het is de tijd van maashagedissen, zeeschildpadden en haaien, ammonieten, belemnieten en stekelhuidigen. Maar ook van miljarden micro-organismen.
Naast organismen met een maatje meer, hebben in de Krijtzee astronomische aantallen mariene micro-organismen met kalkskeletjes geleefd zoals coccolithoforen, foraminiferen, bryozoën of ostracoden. Alles wat dood ging is naar de bodem gezonken en de kalkskeletjes hebben voor de tientallen meters -op sommige plaatsen zelfs wel zo'n 140 meter- dikke kalklagen gezorgd die de ondergrond van Zuid-Limburg vormen. Als je bedenkt hoe microscopisch klein deze organismen, die met elkaar deze dikke pakken kalk millimeter voor millimeter hebben opgebouwd, vaak zijn geweest dan is het woord astronomisch wel op z'n plaats. In de kalksteenlagen zijn talloze andere iets grotere soorten met een kalkskelet -zoals weekdieren, kreeften, zee-egels, koralen en sponsen- na hun dood ingebed. De harde delen van al deze mariene organismen uit het Laat-Krijt, variërend van skeletten tot sponsnaalden of zee-egelstekels, zijn de fossielen van vandaag.
In een aantal lagen zijn zoveel fossielen van dezelfde soort te vinden dat de betreffende soort gebruikt wordt om die specifieke laag te karakteriseren, zoals bijvoorbeeld het Hemipneustes-niveau (zee-egels) of de Bryozoënlaag. Grote aantallen fossielen bij elkaar geven aan dat een bepaald organisme zich in dat specifieke milieu prettig moet hebben gevoeld. De geologische samenstelling van de laag vertelt vervolgens iets over de leefomgeving waar dat organisme de voorkeur aan heeft gegeven. Op deze manier is er al snel veel informatie te verzamelen over een leefmilieu van lang geleden.
Hieronder volgt een overzicht van fossielen die in de Sint-Pietersberg zijn gevonden. Het is lang niet compleet want er valt nog veel te onderzoeken. Daarnaast zijn niet alle gevonden soorten in dit overzicht opgenomen. Ook de hele grote maten zoals de Mosasaurus, de zeeschildpadden en de vissen komen niet aan bod.
Dat er nog veel te onderzoeken overblijft, werd onlangs (september 2012) weer eens duidelijk: in de ENCI-groeve bij Maastricht zijn de fossiele resten van het skelet van een mosasaurus gevonden, ongeveer anderhalf miljoen jaar ouder dan de beroemde Bèr die in 1998 werd ontdekt. Het Natuurhistorisch Museum Maastricht schat dat deze mosasaurus ongeveer 67,83 miljoen jaar geleden heeft geleefd. Waarschijnlijk gaat het om een Mosasaurus hoffmanni maar dat is op dit moment nog niet helemaal zeker. Bijzonder is dat voor het eerst fossiele resten van een mosasaurus aangetroffen zijn in de oudere, dat wil zeggen de onderste, lagen van het Laat-Maastrichtien. Tot nog toe zijn ze uitsluitend in de jongste (de bovenste) lagen gevonden. Het is nog niet duidelijk hoeveel er van deze mosasaurus bewaard is gebleven. Het gaat om delen van de schedel, de buik en de staart. De schedel is redelijk compleet maar zit nog in een aantal blokken sediment, net zo als het grootste deel van de rest van het skelet. Het zal nog wel even duren voordat deze nieuwe Bèr uit het sediment bevrijd is. De onderkaak met zes tanden is al los en is in het museum te zien. Op basis van de grootte van de schedel, ongeveer 137 centimeter, wordt de totale lengte van deze mosasaurus op ongeveer 13 meter geschat.
Carla Janssen, Naturalis 2012