Al in de zestiende eeuw is de Sint-Pietersberg bekend om z'n speciale mergellandschap. Enthousiaste botanici bestuderen er de voor Nederland bijzondere planten en dieren die daar in grote aantallen voorkomen. De combinatie van een iets warmer klimaat en kalksteen zorgt voor een heel specifieke en gevarieerde flora en fauna.
Kalksteen is namelijk meer dan alleen grondstof voor de mergelindustrie, het is ook de voedingsbodem voor kalkgraslanden. Ze hebben een heel rijke en bijzondere flora en fauna, specifiek voor dit soort graslanden en nergens anders in Nederland te vinden. Vanwege de unieke landschappelijke en geologische aspecten van het gebied is de Sint-Pietersberg een beschermd natuurmonument volgens de habitatrichtlijn, een onderdeel van Natura 2000.
Kalkgraslanden zijn droge, voedselarme graslanden op een kalkrijke bodem. Ze liggen vaak op steile hellingen waar de kalk aan de oppervlakte komt. De vegetatie wortelt in een bodem die is ontstaan door verwering van de onderliggende kalksteen. Ze is schraal en laag maar met een grote rijkdom aan soorten. Het zijn allemaal planten die zich thuis voelen op open plekken zonder schaduw. Sterker nog, ze verdragen geen schaduw. Om de kalkgraslanden in optimale staat te houden, dat wil zeggen verruiging te voorkomen, worden ze begraasd door een kudde Mergelland schapen die de vegetatie kort houdt. Op die manier kan er meer licht op de bodem komen waardoor planten die van kalk afhankelijk zijn meer kans krijgen.
Het Mergelland schaap is een zeldzaam ras, streekeigen en typisch voor het gebied tussen Maastricht, Luik en Aken: het Mergelland. Dankzij de inspanningen van de vereniging Oos Mergelland Sjaop wordt het ras in stand gehouden. De kuddes op hun beurt leveren een belangrijke bijdrage aan het natuurbeheer op de Sint-Pietersberg. Schapen grazen selectief zodat niet overal even intensief ‘gemaaid' wordt, wat bijdraagt aan een gevarieerd plantenbestand. Daarnaast leveren de schapen nog een extra bijdrage aan de biodiversiteit: al rondtrekkend verslepen ze de zaadjes die in hun vacht en aan hun hoeven blijven hangen naar andere plekken.
Interessant is dat de Sint-Pietersberg zijn eigen microklimaat heeft. Het is warmer en droger dan in de rest van Nederland. Kalksteen (houdt warmte vast) in combinatie met beschutte hellingen plus de open structuur van de vegetatie zorgen ervoor dat de kalkgraslanden gemiddeld een hogere temperatuur kennen dan andere graslanden. Daardoor kom je er planten en dieren tegen die normaliter veel zuidelijker voorkomen. Vanaf vroeg in het voorjaar tot laat in het najaar staan er planten in bloei. Bijzonder is de grote rijkdom aan orchideeënsoorten maar ook aan grassen, kruiden en mossen. Van aapjesorchis (Orchis simia), beemdhaver (Avenula pratensis), kalkwalstro (Galium pumilum), aarddistel (Cirsium acaule), kleine pimpernel (Sanguisorba minor) en grote tijm (Thymus pulegioides) tot kalketrip (Centaurea calcitrapa) en wilde marjolein (Origanum vulgare), de diversiteit in de kalkgraslanden is groot. De geur van de tijm en de marjolein wekt wel héél zuidelijke illusies.
De grote diversiteit aan planten trekt op haar beurt weer erg veel vogels, insecten -waaronder zeldzame vlinders zoals het bruin dikkopje (Erynnis tages) of de aardbeivlinder (Pyrgus malvae) - en reptielen aan. Ook voor een aantal
paddensoorten, bijvoorbeeld de geelbuikvuurpad (Bombina variegata), zijn de warmste plekjes van de kalkgraslanden een aantrekkelijke landbiotoop.
Tussen de diverse kalkgrasgebieden kunnen ook weer ‘klimaatverschillen' zijn, afhankelijk van het feit of ze bijvoorbeeld op het noorden of op het zuiden liggen. Dit alles zorgt ter plekke voor een heel eigen ecosysteem. Al in de zestiende eeuw komen er botanici naar de Sint-Pietersberg vanwege alle bijzondere planten die er te vinden zijn. In 1738 bestudeert Linnaeus er de kalkflora.
Maar er is nog meer te zien op de Sint-Pietersberg. Er zijn hellingbossen, zoals op de oostelijke helling het Maasbos met een grote sortering bosplanten; daarnaast zijn er akkers vol akkerkruiden, met name in het Poppelmondedal; er is de Oehoevallei, waar sinds 1997 de oehoe woont en natuurlijk is er ‘D'n Observant', de bult op de berg. Naast aparte plantensoorten treffen we ook in deze delen van de Sint-Pietersberg allerlei bijzondere dieren aan. Das (Meles meles), wezel (Mustela nivalis) en oehoe (Bubo bubo) zijn een normale verschijning, naast veel zeldzame vlinder- en sprinkhaansoorten en in de mergelgrotten natuurlijk de vleermuizen.
Het verhaal van de oehoe is een succesverhaal. Oehoe's leven graag in een omgeving met rotsachtige hellingen, heuvels en dalen. Ze broeden in holtes, die voor bescherming en rust zorgen. Verder moet er in de omgeving voldoende voedsel te vinden zijn. Het ENCI -gebied voldoet duidelijk aan al hun voorwaarden want sinds 1997 is er met succes een groot aantal broedsels
grootgebracht. Oehoe's maken hiervoor graag gebruik van nissen in de ENCI-groeve.
De Oehoevallei zelf is oehoe-vriendelijk gemaakt door overtollige bomen en struiken te kappen en er een stiltegebied van te maken.
De afwisseling van kalkgraslanden, hellingbossen en akkers zorgt voor een ideale ontmoetingsplaats voor planten en dieren met een noordelijk of een zuidelijk leefgebied. De Sint-Pietersberg is daarmee het meest noordelijke verspreidingsgebied van allerlei Zuid-Europese plantensoorten.
In Nederland komen kalkgraslanden alleen in Zuid-Limburg voor; de oppervlakte beslaat nog maar zo'n 20 hectare, waarvan ruim 5 hectare op de Sint-Pietersberg liggen. In het verleden heeft de mens de oorspronkelijke hellingbossen gekapt om plaats te maken voor akkers. Was de bodem helemaal uitgeput dan werd een nieuw stuk bos gekapt en ontstond een weideplaats voor vee; hoofdzakelijk voor schapen, aangezien die geen al te hoge eisen stellen aan hun graasplaats. Ook de steile hellingen, niet geschikt voor akkerbouw, werden door schapen begraasd. Omdat de mest weggehaald werd en naar de akkers ging, werd de bodem steeds schraler. Het grazende vee voorkwam dat bos en hogere planten terugkwamen. Eigenlijk hadden de kalkgraslanden dezelfde functie als de heidevelden: een praktisch gebruik maken van de aanwezige natuur. Ook het kappen van geriefhout hielp mee aan het creëren van open plekken. Zo kon in de loop van de tijd de schrale bodem gekoloniseerd worden door planten die van nature alleen veel zuidelijker op open en voedselarme plekken groeien.
D'n Observant is letterlijk en figuurlijk een opvallend stukje Sint-Pietersberg. Het is een kunstmatige heuvel, 25 hectaren groot, opgeworpen door de ENCI met de vijftien meter dikke laag dekgrond die in de loop der jaren is weggraven om bij de kalksteen te komen. Tussen 1939 en 1967 stapelde de overtollige grond zich op tot een 170 meter hoge heuvel, ‘Stortheuvel 2' genaamd. Bij de overdracht door de ENCI aan de gemeente Maastricht in 1976 dopen de Maastrichtenaren de heuvel om in ‘D'n Observant', naar het voormalige klooster van de Observanten dat daar in de buurt heeft gelegen. De naam is niet alléén historisch juist gekozen; helemaal bovenop heeft men een fraai uitzicht over het Maas- en Jekerdal. (observare betekent in het Latijn bekijken).
Inmiddels is D'n Observant uitgegroeid tot een mooi natuurgebied met zeldzame planten en dieren. In eerste instantie werden er alleen snelgroeiende bomen, zoals wilgen en elzen, aangeplant om te voorkomen dat de heuvel wegspoelde. Bovendien ontstond daardoor al snel een groen aanzicht. In de loop der jaren zijn wilg en els vervangen door allerlei andere boomsoorten en struiken, bijvoorbeeld eiken, beuken en kornoelje, zodat er een grote variatie in beplanting is ontstaan. D'n Observant is nu een uniek stukje grensnatuur tussen Maastricht en Kanne, aantrekkelijk voor mens en dier.
Carla Janssen, Naturalis 2012