Geologie van Nederland
is een initiatief van

Wijstgronden

Op de hooggelegen Peelhorst, aan de rand van de Peelrandbreuk, vind je in de omgeving van Uden een aantal erg natte gebieden: de wijstgronden. Hoog en nat, een opvallende combinatie. Wat is de reden?

 

Wijst is een bijzonder fenomeen dat alleen onder zeer specifieke omstandigheden voorkomt.

De Peelrandbreuk markeert de overgang tussen de Peelhorst en de lager gelegen Centrale Slenk. Grondwater stroomt van hoog naar laag. Op het breukvlak echter wordt de doorstroming bemoeilijkt door lagen die geen water doorlaten (ook wel ondoorlatende lagen genoemd) waardoor het ter plekke opstijgt en als kwel aan de oppervlakte verschijnt. Anders dan je zou verwachten zijn de hoge gronden dus nat en blijven de lager gelegen gronden droog. Deze bijzondere vorm van kwel noemen we wijst.

 

Wijstgronden zijn zeldzaam en komen elders in Europa haast niet voor. Breuken in een ondergrond die is opgebouwd uit lagen klei, zand en grind -zoals het grootste deel van Nederland- zijn namelijk zelden in het landschap terug te vinden. Hoogteverschillen in het landschap verdwijnen op den duur ten gevolge van erosie. Het wijstgebied tussen Uden en Vorstenbosch is in 2004 dan ook door de provincie Noord-Brabant uitgeroepen tot aardkundig monument.

Ontstaan breuken

Breuksystemen in Noord-Brabant

De buitenste laag van de aarde is geen strak zittende bodystocking om onze planeet heen maar bestaat uit dertien losse platen. Volgens de theorie van de platentektoniek bewegen deze platen heel langzaam naar elkaar toe, van elkaar af of langs elkaar. Platentektoniek veroorzaakt spanningen in de aardkorst (door rek of compressie) waardoor de aardkorst kan scheuren en er breuken in het gesteente ontstaan. Op de breukvlakken treden verschuivingen op met als gevolg dat delen van de aardkorst ten opzichte van elkaar van positie veranderen. Grote breuksystemen in Nederland lopen van het zuidoosten naar het noordwesten en komen meestal voor in evenwijdig lopende breukstelsels. Ze zijn te vinden in Noord-Brabant en Limburg.

Horsten en slenken

Door oprekking van de aardkorst ontstaat er een afschuivingsbreuk

Verschuivingen in de aardkorst kunnen op een aantal manieren zichtbaar zijn. In het geval van de Peelrandbreuk spreken we van een afschuivingsbreuk: door oprekking beweegt de aardkorst uit elkaar. Vervolgens breekt het gesteente en zakt het blok dat bovenop het breukvlak ligt langs dit vlak naar beneden. De verplaatsing langs een afschuivingsbreuk kan variëren van enkele centimeters tot tientallen kilometers.

Bij een aantal evenwijdig lopende afschuivingen ontstaat een landschap met afwisselend hoger en lager gelegen delen: horsten en slenken. Het hoger gelegen deel noemen we een horst, het lager gelegen deel tussen twee breuklijnen in een slenk. Horsten en slenken kunnen zich over honderden kilometers uitstrekken. Het breukvlak zelf vormt een steile helling met een scherp afgetekende rand: een steilrand.

Bij evenwijdig lopende afschuivingen ontstaan horsten en slenken

De Peelrandbreuk, die min of meer de lijn Roermond-Deurne-Uden-Heesch volgt, vormt de begrenzing tussen de Peelhorst aan de noordkant en de Centrale Slenk aan de zuidkant. Hij is nog niet uitgewerkt. Dit zorgt van tijd tot tijd voor aardbevingen op de breuklijn, zoals in de jaren '70 bij Uden en in 1992 bij Roermond, maar ook voor hele kleine verschuivingen langs diezelfde lijn (enkele millimeters per jaar).

De Peelrandbreuk

Geologische kaart van het Peelgebied, uit een artikel van J.I.S. Zonneveld, 1947.

De ondergrond van Nederland wordt doorsneden door een groot aantal breuken. Aan de oppervlakte is daar vaak niets van te zien. Een uitzondering daarop zien we in Noord-Brabant en Limburg. Daar lopen de breuken door tot aan het oppervlak en zien we de verschuivingen langs de breuklijn op veel plaatsen in het landschap terug. Bekende voorbeelden zijn de Peelrandbreuk en de Feldbissbreuk. Het weggezakte deel tussen deze twee grote afschuivingsbreuken -de Centrale Slenk ofwel de Roerdalslenk- is aan het eind van het Eoceen, zo'n veertig miljoen jaar geleden, ontstaan. De slenk is zo'n 150 kilometer lang en zo'n 25 kilometer breed. Rijn en Maas hebben in het verleden samen met de wind (erosie) de slenk opgevuld met zand en grind zodat een groot deel van de bodemdaling weer is weggewerkt. Het oorspronkelijke hoogteverschil van zo'n tweehonderd meter is daardoor overal verdwenen; de steilrand bij Uden -zo'n vijf meter hoog- is nog het meest zichtbare restant van de originele steile helling.

 

Plaatselijk is de breuk hier en daar nog wel goed te zien als bijvoorbeeld een verhoging in het landschap (terreintrede), een knik in de weg of sluizen die het verval in een waterloop op moeten vangen. Ook de aanwezigheid van wijst is een aanwijzing voor een breukzone, ook wel een storing genoemd.

De Peelrandbreuk heeft een aantal zijbreuken, zoals bijvoorbeeld de Storing van Milheeze en de Storing van Zeeland, die op hun beurt het landschap ook weer beïnvloed hebben.

Wat is wijst en hoe is het ontstaan

Grondwater stroomt richting lagergelegen slenk, stuit op ondoordringbare kleilagen en komt als kwel weer aan de oppervlakte

Wijst is ijzerrijk grondwater dat op hooggelegen gronden (de horst) als kwel aan de oppervlakte komt. Dit fenomeen komt uitsluitend voor bij breuken in de ondergrond. Breuken beïnvloeden namelijk de grondwaterstroom. Op breukvlakken wordt het water in z'n doorstroming belemmerd, kan niet wegstromen naar het laagste punt (de slenk) en stijgt vlak voor het breukvlak weer op. Dit kan een aantal oorzaken hebben.

 

Bij de Peelrandbreuk zijn bij de verschuiving van de grondlagen zandlagen op de horst die goed water doorlaten terecht gekomen tegenover lagen in de slenk die minder goed water doorlaten. Bovendien is door de verschuiving de in de grond aanwezige klei langs de breuklijn uitgesmeerd. Deze  ‘kleiversmering' is een tweede obstakel voor het grondwater. Tenslotte vormen de ijzeroerbanken, ontstaan doordat het zand verkit is als gevolg van ijzerafzetting, nog een extra belemmering voor het grondwater. Wijstgronden zijn dan ook veel natter dan de lagergelegen slenk. Nu is het niet zo dat overal waar breuken voorkomen ook wijst te vinden is. Veel breuken en eventuele kwel zijn -anders dan de Peelrandbreuk- aan de oppervlakte niet zichtbaar omdat ze afgedekt zijn door bijvoorbeeld stuifzanden of rivierafzettingen. Het kwelwater blijft daardoor ondergronds.

 

Vlakbij de breuk is de opstuwing het sterkst. Hier zijn de natste gronden te vinden. Deze zijn in het verleden verveend. Hoe verder je van de breuk af komt, hoe minder de opstuwing is en hoe droger de gronden worden.

IJzeroerbanken

Roestkleurig wijstwater bij Uden

Wijstwater is rijk aan ijzer. Op plaatsen waar kwelwater aan de oppervlakte komt vindt roestvorming (oxidatie) plaats. Kenmerkend voor wijst is dan ook de sterke roestkleur van water en bodem. Dit is vaak goed te zien bij het water in de sloten en bij de mond van drainagebuizen.

 

Op sommige plaatsen zitten van nature zeer veel opgeloste ijzerverbindingen in het grondwater die zich, zodra ze in contact komen met zuurstof, in geoxideerde vorm op de bodem afzetten. Wanneer dit proces zich steeds op dezelfde plek herhaalt ontstaan er grote verharde ijzerconcreties: dit zijn  ijzeroerbanken. IJzeroer is een dichte harde roodbruine bodemlaag die decimeters dik kan worden en slecht water doorlaat.

Drainagebuis met roestkleurig wijstwater

Bij de Peelrandbreuk hebben op het breukvlak ijzerafzettingen voor verkitting van het Peelhorst-zand gezorgd, met dikke lagen ijzeroer als gevolg.

Naast een hoog ijzergehalte bevat wijstwater, dat vaak honderden jaren oud is, ook hogere concentraties aan nikkel, sulfaat en fosfaat. Het is voedsel- en kalkarm en erg schoon.

Herstel en natuur

Wijstgronden bij Uden met op de voorgrond kwelwater

Wijstgronden zijn unieke natuurgebiedjes. Juist vanwege de specifieke omstandigheden waaronder wijst voorkomt hebben ze een heel eigen planten- en dierenwereld. Je vindt ze  aan de rand van de Peelrandbreuk als kleinschalige besloten landschappen. De bekendste stukken wijstgrond liggen in de omgeving van Uden en zijn verzameld onder de naam natuurgebied ‘De Wijstgronden Uden'.

 

In het verleden was er niet veel waardering voor de wijstgronden. Integendeel, ze werden gezien als probleemgebieden. De gronden hadden immers niet veel gebruiksmogelijkheden. Door de hoge grondwaterstand -op veel plaatsen wel tot twintig centimeter onder het maaiveld- waren ze enkel geschikt als hooi- en grasland. Elzen leverden hakhout.

Heel veel wijst is dan ook verdwenen. Afwatering zorgde voor drogere gronden. Dwars op de Peelrandbreuk werden daarvoor afwateringsslootjes gegraven met als gevolg dat op de horst het water bij de breuk niet langer werd vastgehouden. De gronden konden vervolgens ontgonnen worden, het veen verdween en hoogteverschillen werden geëgaliseerd. Ruilverkaveling en verstedelijking kwamen ervoor in de plaats.

 

Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw is het beleid ten opzichte van de wijstgronden langzamerhand veranderd. IVN Uden heeft samen met de Geologische Kring 's-Hertogenbosch en met Staatsbosbeheer gestreden voor  herstel en veiligstellen van de wijstgronden en acties gevoerd tegen diverse bedreigingen zoals verdroging van de gebieden, ruilverkaveling en bebouwing. Gemeente, provincie en waterschap raakten steeds meer doordrongen van de waarde en het zeldzame van de gronden. In 2004 werd het natuurgebied ‘De Wijstgronden Uden' door de provincie op de lijst  van aardkundige monumenten gezet. Op dit moment is Staatsbosbeheer eigenaar van het gebied en wordt er alles aan gedaan om deze laatste stukjes wijst zoveel mogelijk in originele staat te brengen en veilig te stellen.

 

>> Bekijk video van de Provincie Noord-Brabant over het herstel van wijstgronden

 

 

 

 

Natuur op de Loose Beemden, de libel is een platbuik (Libellula depressa)

Bij Uden gaat het om drie gebiedjes: de Loose Beemden, de Raktse Beemden en de Kooldert. De specifieke samenstelling van het wijstwater zorgt voor een aparte en waardevolle flora en fauna.

Typerend voor het wijstlandschap is dat op korte afstand van elkaar verschillende milieus voorkomen: elzensingels, broek- en populierenbossen, moerasachtige kwelgronden, schraalgraslanden en ondiepe sloten wisselen elkaar af, iets wat zeldzaam is in Nederland. De bosjes, elzensingels en knotwilgen benadrukken het kleinschalige en besloten aspect. De verschillende milieus zorgen voor een grote rijkdom aan planten en vogels.

Alleen al in het Annabosch, onderdeel van de Raktse Beemden, zijn 280 verschillende soorten planten geteld, waaronder een aantal heel zeldzame. In het hele natuurgebied leven zo'n 37 soorten vogels. Voedsel en dekking is er genoeg. Het grote aantal vlinders ( wel 21 soorten) geeft aan dat er ook voor hen voldoende waard- en nectarplanten zijn. Iedere soort houdt er immers z'n eigen specifieke voorkeur voor bepaalde planten op na. Zoiets vraagt om een uitgebreid keuzemenu.

 

Ook buiten de natuur is het wijstverschijnsel in de omgeving van Uden terug te vinden. Toponiemen zoals Hoge Wijst of Lage Wijst en achternamen -Verwijst, van de Wijst- geven aan hoe nadrukkelijk wijst in deze regio aanwezig was.

 

Carla Janssen, Naturalis 2009

Auteurs

  • Carla Janssen

Meer landschapsvormen