Geologie van Nederland
is een initiatief van

Grottenhyena

Crocuta crocuta spelaea

Taxonomie

Klasse
Mammalia (zoogdieren)
Orde
Carnivora (roofdieren)
Familie
Hyaenidae (hyena’s)
Geslacht
Crocuta
Soort
Crocuta crocuta spelaea
Suborde
Feliformia

Karakterisering

De grottenhyena is aan de hand van botten uit grotten beschreven. Opvallend zijn de lange voorpoten en de korte achterpoten. Hierdoor krijgt hij zijn karakteristieke aflopende rug. In Europa worden restanten van deze carnivoor bijna uitsluitend in grotten gevonden. Men ging ervan uit dat deze hyena in grotten leefde. Of dit juist is valt niet na te gaan, maar grotten hebben vaak als vraatplaats gediend. Mogelijk sleepten de hyena's karkassen grotten in en legden ze zo voorraadplaatsen aan. De grottenhyena had een gespecialiseerd gebit waarmee zelfs botten doormidden gebeten konden worden. Kannibalisme kwam bij deze soort ook voor; het waren vooral jonge en zwakkere dieren die het slachtoffer werden. Knaag- en bijtstructuren op ongeveer driekwart van de botten zouden dit aantonen.

Uiterlijk

De grottenhyena was iets groter dan de gevlekte hyena (Crocuta crocuta), die 150 cm lang kan worden en een schouderhoogte van 80 cm heeft. De gevlekte hyena die tegenwoordig nog in Afrika voorkomt kan een gewicht van 80 kg bereiken en 25 jaar oud worden. De lichaamsgrootte van de grottenhyena was mede afhankelijk van het klimaat. Gedurende warmere perioden in het Pleistoceen was de grottenhyeana in de regel iets kleiner dan gedurende de koudere perioden. Vrouwtjes van deze soort waren over het algemeen iets groter en sterker dan hun mannelijke soortgenoten. De grottenhyena wordt ook wel de gevlekte hyena uit de ijstijd genoemd. Aangenomen wordt dat de grottenhyena een typisch vlekkenpatroon had, zoals de huidige hyena dat ook heeft. Bij oudere dieren verbleekten deze vlekken weer.

Leefwijze

De grottenhyena was een van de belangrijkste carnivoren uit het Laat-Pleistoceen. Net als zijn recente soortgenoten was hij niet alleen een aaseter, maar ook een actieve jager op grote dieren. Jonge en onervaren dieren van zowel de wolharige mammoet als de wolharige neushoorn hebben mogelijk ook op het menu gestaan. De grottenhyena kwam voor in verschillende biotopen, zoals bergachtige streken, maar hij bewoonde ook de open mammoetsteppe. De soort leefde hoofdzakelijk in roedels tot zo'n 25 dieren. Deze roedels bestonden uit individuen van verschillende leeftijden en werden geleid door vrouwtjes. Dieren die uit de roedel werden verstoten, met name volwassen mannelijke hyena's, leefden vaak solitair. Grottenhyena's waren goed aangepast aan het leven op de mammoetsteppe maar verbleven ook wel in grotten, bijvoorbeeld tijdens de winter. Jonge dieren verschuilden zich in deze grotten. Gebieden met extreem lage wintertemperaturen werden gemeden. De soort was dan ook meer een bewoner van gematigde streken. Het leven van de pleistocene hyena is goed te vergelijken met dat van de recente hyena. Ook de grottenhyena jaagde in groepsverband. Dankzij hun uiterst massieve kiezen bezat de grottenhyena een zeer krachtige 'schaar', waarmee botten zelfs doormidden gebeten konden worden. Doordat de hyena deze botten ook opat en het fosfaat uit de botten uithardde, zijn zelfs zijn uitwerpselen bewaard gebleven.

 

De huidige hyena's paren het hele jaar rond en na een draagtijd van 110 dagen komen één of twee jongen ter wereld. Opvallend bij grottenhyena's is het hoge sterftecijfer bij jongen tot 15maanden oud. Deze dieren waren mogelijk een makkelijke prooi voor oudere soortgenoten. Kannibalisme komt ook bij de huidige gevlekte hyena nog voor; daarom groeien jonge dieren op in gegraven burchten of grotten.

Geografische verspreiding

De grottenhyena leefde wijdverspreid in Eurazië, van Noordwest-Europa tot en met het noorden van China en Noord-Korea. Complete skeletten of grote deelskeletten zijn er tot op heden niet gevonden. In het Sauerland in Duitsland zijn vele grotten waar grottenhyenaresten zijn aangetroffen. Andere vindplaatsen zijn Kirkdale in Engeland, Gombasek in Hongarije en Süssenborn en Mosbach in Duitsland.

Voorkomen in de tijd

De grottenhyena is een van de bekendste roofdieren van het Laat-Pleistoceen. Er zijn echter geen dateringen uit het laatste deel daarvan. Hij lijkt dus al eerder te zijn uitgestorven: de jongste resten zijn zo'n 40.000 jaar oud. Vondsten uit Untertürkheim in Duitsland tonen aan dat de grottenhyena al 130.000 jaar geleden aanwezig was in Europa. In Rusland zijn vondsten van ongeveer 350.000 jaar oud bekend, afkomstig dus uit het Midden-Pleistoceen.

Evolutionaire verwanten

Hyena's vormen een speciale groep binnen de carnivoren. In vergelijking met andere roofdieren hebben hyena's een opvallend kleine soortendiversiteit. Vanwege het aparte uiterlijk en het gedrag hebben biologen zich lange tijd afgevraagd welke fylogenetische positie hyena's innemen tussen andere roofdierfamilies. In het uiterlijk zien we zowel overeenkomst met de katachtigen (Felidae) als de Civetkatten (Viverridae). Het gedrag daarentegen, lijkt meer op dat van hondachtigen (Canidae). Daarom worden  hyena's in een aparte familie ondergebracht. Inmiddels is op basis van vergelijkend DNA onderzoek ook duidelijk dat de uitgestorven grottenhyena zo weinig van de  gevlekte hyena (Crocuta crocuta) verschilt, dat hij gezien moet worden als een ondersoort en niet als een zelfstandige soort (Crocuta spelaea) zoals vroeger gedacht. De gelvekte hyena komt tegenwoordig uitsluitend in Afrika voor, maar had in het Pleistoceen dus een veel grotere verspreiding.

Vindplaatsen in Nederland

De eerste publicatie van een vondst van een grottenhyena in Nederland betrof een bovenkaak uit Hatenboer in Limburg. Bij Ellewoutswijk werden zowel een boven- als onderkaak gevonden. Een fragment van een onderkaak werd bij Busselo aan de IJssel opgezogen. Een groot aantal hyenafossielen zijn afkomstig van de Maasvlakte en uit zuiggaten langs de grote rivieren, zoals Empel, Gewande, 's-Hertogenbosch en Lith. Uit een zandzuigerij bij Losser is onder andere een melkkies bekend. Ook de bodem van de Zuidelijke Bocht in de Noordzee is een belangrijk vondstgebied voor de grottenhyena.

 

- Dennis van den Berge, Naturalis

Meer informatie

»

Baryshnikov, G., 1999. Chronological and geographical variability of Crocuta spelaea (Carnivora, Hyaenidae) from the Pleistocene of Russia. - Deinsea 6: 155-174.

»

Diedrich, C., 2004. Oberpleistozäne Fleckenhyänenreste (Crocuta crocuta spelaea (GOLDFUSS 1823)) aus Flussterrassenablagerungen in der Múnsterländer Bucht (NW Deutschland). - Philippia 11(3): 227-234.

»

Diedrich, C., 2005. Eine oberpleistozäne population von Crocuta crocuta spelaea (GOLDFUSS 1823) aus dem eiszeitlichen Fleckenhyänenhorst Perick-Höhlen von Hemer (Sauerland, NW Deutschland) und ihr Kannibalismus. - Philippia 12(2): 93-115.

»

Mol, D., J. de Vos & L. van den Hoek Ostende. Zoogdieren van Nederland gedurende de IJstijd (in prep.).

Auteurs

  • Dennis van den Berge

Meer zoogdier beschrijvingen