Geologie van Nederland
is een initiatief van

Lössbodem

Kenmerkende bodem van het heuvellandschap

Oudste bodem van ons land. Bestaat uit stofdeeltjes die tijdens extreem koude fasen van de ijstijden zijn weggeblazen van de toen droogliggende Noordzeebodem. Poolwinden bliezen de deeltjes over ons land. Pas in de luwte van de Zuid-Limburgse heuvels dwarrelden ze naar de grond. Löss is organisch rijk en daardoor uiterst vruchtbaar.

Waaruit bestaat een lössbodem?

Lössbodemprofiel.

Löss is een fijne leem. De korrelgrootte ligt tussen de 20-40 µm. Daarmee zijn lössdeeltjes iets groter dan kleideeltjes, maar veel kleiner dan zandkorrels. Löss bevat een hoog aandeel kwarts maar ook kleimineralen. Lössdeeltjes zijn in feite de erosieproducten van sedimentaire en stollingsgesteenten. Tijdens de ijstijden schuurden gletsjers met een enorme kracht over stenige bodems. Onderin de gletsjer zaten stenen vastgevroren. Als een gigantische schuurmachine wreef de gletsjer stenen fijn tot poeder. Tijdens extreem koude fasen van de ijstijden zijn de poedervormige bodemdeeltjes van de toen droogliggende Noordzeebodem en van droge rivierbeddingen in het binnenland door de wind opgenomen en over ons land verplaatst. De wind nam ook veel restproducten van de afbraak van planten (humus) mee. Een plantendek dat de bodem vasthield ontbrak. De bodem was weliswaar bevroren (permafrost), maar de toplaag was kurkdroog. Fijn stof en organische bestanddelen lagen los op het oppervlak en konden gemakkelijk door de wind worden opgenomen. De overheersende windrichting was Noordwest - Zuidoost. Pas in de luwte van de Zuid-Limburgse heuvels nam de windkracht voldoende af om de stof- en humusdeeltjes te laten neerdalen naar de grond. Ze hadden een luchtreis van vaak honderden kilometers achter de rug. Omdat de stofstormen lange tijd aanhielden, hebben zich dikke pakketten opgebouwd. Ze kunnen een dikte bereiken van enkele meters tot plaatselijk meerdere tientallen meters (ter vergelijking: in China komen tot honderden meters dikke lösslagen voor). Vooral tijdens het zogenaamde Laat Glaciaal Maximum, rond 20.000 jaar geleden, is er veel löss afgezet. Vanwege de aanvoer door de wind wordt löss ook wel een eolische afzetting genoemd (naar Aiolos, de Griekse god van de wind).

Hoe ziet een lössbodem eruit?

Lössbodem

Lössbodems zijn te herkennen aan hun fijne structuur en kenmerkende gele tot oranje kleur. Van extreme gelaagdheid is geen sprake. In het algemeen zijn de bovenste lagen iets donkerder van kleur en wordt de löss lichter naarmate je dieper de bodem ingaat. Löss moet je eigenlijk niet zien maar voelen. Löss bevat namelijk weinig zand en voelt daardoor zijdezacht aan. Deze sensatie wordt nog versterkt door de fijne kalkdeeltjes die met de leem vermengd zijn. Maak je löss nat, dan wordt het heel kleverig. Löss heeft namelijk de eigenschap dat het veel water op kan nemen. Desondanks blijft de löss goed kneedbaar. Droge löss voelt kruimelig en los aan.

Dikke lösslagen in de groeve Belvédère bij Maastricht.

Lösspakketten variëren in dikte van 1 tot 20 meter. Tijdens de afgraving van de groeve Belvédère bij Maastricht in de jaren '80 van de vorige eeuw waren verschillende lagen te onderscheiden. Onderaan het 20 meter dikke pakket bevond zich een sterk leemhoudende löss die is afgezet in de voorlaatste ijstijd (Saalien, rond 200.000 jaar geleden). Tijdens een warme tussenijstijd (Eemien, rond 110.000 jaar geleden) heeft zich hierin een roodbruine bodem gevormd, de zogenaamde Rocourt-bodem. De overige löss is afgezet in de laatste ijstijd (Weichselien (100.000 - 10.000 jaar geleden). Het was toen koud en er zijn dan ook weinig bodemlagen in te onderscheiden. De meest uitgesproken bodemvorming is te zien in de top van het lösspakket.

Hoe wordt een lössbodem gevormd?

Lössprofiel.

Löss heeft een vrij open structuur en laat water goed door. Regenwater sijpelt dan ook gemakkelijk naar diepere lagen. Door de open structuur kan ook zuurstof goed de lössgrond binnendringen. De werking van water en lucht leiden tot chemische verwering. Kalk, klei en andere deeltjes lossen op en sijpelen met het regenwater naar diepere lagen, waar ze neerslaan. In een goed ontwikkelde lössbodem is dan ook een duidelijke uitspoelingslaag te herkennen, met daaronder een inspoelingslaag. De inspoelingslaag is rijker aan klei en andere mineralen dan de lagen erboven. Hij is ook harder. In de bovenste zone van de löss kunnen planten gemakkelijk wortelen, tot ze op ongeveer 60 cm diepte op de harde inspoelingslaag stuiten.

 

Gebieden met een lössdek vertonen veel reliëf. Het reliëf is van invloed op het gedrag van het water dat door de löss stroomt. Behalve verticaal, stroomt het water ook enigszins horizontaal door de löss - op weg naar het laagste punt van de helling. Met het water verplaatsen opgeloste deeltjes zich ook langzaam van de top van de helling naar het dal. Deeltjes die het meest resistent zijn tegen verwering - met name klei - zullen het dal halen en zich daar verzamelen in het zogenaamde colluvium. In het dal van een lösshelling vind je dan ook een hoger aandeel aan klei dan aan de top. Een sterk reliëf maakt lössbodems dus gevoelig voor erosie. Door met de hoogtelijn mee te ploegen proberen boeren het transport van vruchtbare bestanddelen van de top van de helling naar het dal zoveel mogelijk te beperken.

Gebruiksmogelijkheden

Lössakker in Zuid-Limburg.

Löss is vrijwel de ideale landbouwgrond. Hij is gemakkelijk te bewerken en door het hoge aandeel aan organische stoffen over het algemeen zeer vruchtbaar. Bovendien houdt löss gemakkelijk en langdurig water vast, ook na een lange droge periode. Lössbodems bevatten dus altijd voldoende vocht voor plantengroei. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Zuid-limburgse lössgronden de eerste gebieden waren die door prehistorische landbouwers in gebruik werden genomen. Deze landbouwers (de zogenaamde bandkeramiekers - naar hun met lijnen versierde aardewerk) waren oorspronkelijk afkomstig uit de Balkan, waar zij ook op lössgronden landbouw bedreven. Via een lössgordel die over een groot deel van Europa loopt zijn zij rond 7000 jaar geleden in ons land aangekomen. Grote nederzettingen van de lössboeren zijn opgegraven bij de Limburgse plaatsen Elsloo en Stein. Tegenwoordig wordt op de löss nog steeds akkerbouw bedreven. Meer en meer gaan boeren ertoe over om de op het zuiden gerichte lösshellingen te beplanten met wijnstokken voor de druiventeelt.

Waar zijn lössbodems te vinden?

Reliëf Zuid-Limburg.

In Nederland komen in twee gebieden lössplateaus voor. In de laatste ijstijd (Weichselien) werd löss afgezet in de luwte van de stuwwallen rond Nijmegen (vooral bij Groesbeek), en in mindere mate rond Arnhem. Al in een vroegere fase van het Pleistoceen daalde in de Zuid-Limburgse heuvels löss neer. Tijdens de laatste ijstijd is daar een tweede pakket löss bovenop gekomen. Dit verklaart ook meteen de grote dikte van de Zuid-Limburgse lösspakketten.

 

- Jaime van Trikt & Hansjorg Ahrens, Naturalis

Meer informatie

»

Berendsen, H.J.A. 1997. Landschap in delen. - Van Gorcum & Comp., Assen.

»

Website Bodemdata.nl

Auteurs

  • Jaime van Trikt
  • Hansjorg Ahrens

Meer bodems