De Etruskische beer is de stamvader van twee evolutielijnen in de berenfamilie. De huidige bruine beer (U. arctos) heeft de Etruskische beer als voorouder. Ook de grottenbeer (U. spelaeus) stamt af van deze beersoort, met Deningers beer (U. deningeri) als tussenvorm in deze evolutielijn. De Etruskische beer was een omnivoor die voornamelijk vruchten, bessen en kruiden at, maar ook kleine zoogdieren stonden op het menu.
De Etruskische beer is qua grootte een tussenvorm. Zijn voorouders uit het Vroeg-Plioceen zijn kleiner, maar beren uit het Laat-Pleistoceen zijn een stuk groter. Binnen de soort neemt de lichaamsgrootte ook toe. De latere vormen van de Etruskische beer hadden de grootte van de bruine beer, tot zo'n 2,5 meter. De morfologie van de Etruskische beer varieert in de loop van de evolutie niet veel in vergelijking met die van de bruine beer. Deze laatste varieert veel in grootte en gewicht en er zijn dan ook veel ondersoorten van deze soort beschreven.
Alle valse kiezen waren bij de Etruskische beer nog aanwezig, in tegenstelling tot bij zijn nazaten, de bruine en de grottenbeer. Hieruit valt op te maken dat de Etruskische beer een alleseter was. In de evolutielijn waaruit de grottenbeer zich uiteindelijk ontwikkelt, gaan valse kiezen steeds meer op echte kiezen lijken (molarisatie). In een steeds meer vegetarisch wordend dieet is er vooral behoefte aan een groot kauwoppervlak. Eén van de valse kiezen ontwikkelt zich tot een echte kies, waardoor het kauwoppervlak van het grottenbeergebit groter is dan dat van de Etruskische beer.
De Etruskische beer is onder andere gevonden in Dmanisi in Georgië, Villaroya in Frankrijk, Val d'Arno in Italië en Venta Micena in Spanje. De geografische verspreiding van de Etruskische beer lijkt beperkt tot Europa. Zijn nakomelingen, Deningers beer en bruine beer, verspreidden zich verder over Azië en Noord-Amerika.
De Etruskische beer is een bekende soort uit het Vroeg-Pleistoceen, maar hij kwam al zo'n drie miljoen jaar geleden voor, tijdens het Plioceen.
De voorloper van de Etruskische beer is Ursus boecki. De Etruskische beer wordt gezien als de voorouder van zowel de bruine beer als de grottenbeer. Ongeveer een miljoen jaar geleden ging hij over in Deningers beer, die wordt beschouwd als tussenvorm in de evolutielijn van de grottenbeer. In deze evolutielijn neemt het aantal valse kiezen af en wordt het voorhoofd hoger.
Eén van de eerste soorten uit de groeves bij Tegelen die werd beschreven, was de Etruskische beer. In Tegelen zijn onder meer een vrij compleet gebit van één individu en twee onderkaken aangetroffen. Een bovenarmfragment dat is opgevist uit het Gat in de Noordzee, is een van de weinige botten in Nederland die aan deze beersoort kan worden toegeschreven. Een ander klein fragment van een armbot is opgebaggerd bij Langenboom in Noord-Brabant.
- Dennis van den Berge, Naturalis
Mazza, P. & M. Rustioni, 1994. On the phylogeny of Eurasian bears. - Palaeontographica 230: 1-38.
Mol, D., J. de Vos & L. van den Hoek Ostende. Zoogdieren van Nederland gedurende de IJstijd (in prep).
Post, K., D. Mol, J. Reumer, J. de Vos & C. Laban, 2001. Een zoogdierfauna met twee mammoetsoorten uit het Bavelien van de Noordzeebodem tussen Engeland en Nederland. - Grondboor & Hamer 6: 1-22. PDF
Rabeder, G., D. Nagel & M. Pacher, 2000. Der Höhlenbär. - Jan Thorbecke Verlag, Stuttgart. 112p.