Een knecht van boer Jan Teunisse Bosch, die juist met paard en wagen van het land terugkeerde, zag een zwaar voorwerp inslaan in een wei bij Fort Blaauwkapel, vijf kilometer ten noordoosten van Utrecht. Volgens een krantenbericht uit de Utrechtsche Provinciale Stadscourant van 5 juni 1843, deed de knecht het volgende: 'Zich van eene spade voorzien hebbende, keerde hij naar die plaats terug en vond den steen op eene diepte van drie voet op de zandlaag, die zich onder den kleibodem uitstrekt.' De knecht groef een met smeltkorst bedekte, ongeveer 7 kilogram zware meteoriet op. De steen, die bekend staat als de 'Utrechtmeteoriet', bevindt zich niet meer in Nederland. De weduwe van de wetenschapper die de meteoriet onderzocht, verkocht de zwaargewicht aan het Hongaars Natuurhistorisch Museum in Boedapest.
Boer Johannes Verweij zag zelf ook iets dat zijn ogen niet konden geloven. Hij zag een tweede fragment van de meteoriet in een hoge fontein opspattend water neerkomen in een sloot nabij het gehucht Loevenhoutje (of Lovenhoutje), buiten de Waard bij de Gageldijk, op ongeveer 3 kilometer afstand van de andere inslag. Drie dagen later werd ook dit 5,5 'oude' pond (2,75 kg) zware, grotendeels met smeltkorst bedekte fragment geborgen. Verweij verkocht de steen aan de dakpannenbakker C. van der Schroeff, die hem op zijn beurt schonk aan de Hoogeschool van Utrecht. Dit fragment bevindt zich thans in de collectie van de Universiteit Utrecht.
Tekst: Maaike van Schie