ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Gazella deperdita (Gervais, 1847)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Artiodactyla
Familie
Bovidae
Geslacht
Gazella
Soort
Gazella deperdita (Gervais, 1847)

Voorkomen

Gazelle.

Dat fossielen van knaagdieren regelmatig in boringen aangetroffen worden, is al bekend sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Schreuder beschreef toen in een reeks artikelen kiesjes van woelmuizen en watermollen uit boringen van de Rijks Geologische Dienst. Dat dergelijke boringen soms ook resten van grote zoogdieren opleveren is veel minder bekend. Toch meldde Schreuder (1943) ook paardenfossielen uit een boorgat en zijn sindsdien ook andere grote botten in boringen aangetroffen. Meestal krijgen deze vondsten weinig aandacht, omdat het gaat om soorten die allang uit ons land bekend zijn. De grote uitzondering is een hoornpitje uit een boring bij Grubbenvorst (RGM 85036), dat door Hooijer (1945) beschreven werd als Gazella Schreuderae. Het betreft een linker hoornpit waarvan het puntje mist. De lengte is ongeveer 9 cm. Aan de basis is de diameter van voor naar achter 31 mm, de breedte 23 mm (Hooijer, 1945). Het fossiel komt van een diepte van 37 meter uit de ondergrond. Heintz (1971a,b) vergeleek het stuk met materiaal van Gazella deperdita en concludeerde dat G. schreuderae een junior synoniem is van deze soort.

 

Het tweede Nederlandse stuk bevindt zich in de collectie Van Hooijdonk te Rucphen. Ook hierbij gaat het om een hoornpit. Het fossiel is gevonden op een schelpenberg in Yerseke en oorspronkelijk opgezogen uit de Roompot, voor de kust van Walchteren, een belangrijke vindplaats van Vroeg Pleistocene zoogdierbotten.

Bijzonderheden

Linker hoornpit gazelle uit Grubbenvorst.
De typelokaliteit van Gazella deperdita is Mont Lubéron, Vaucluse, Frankrijk. Mont Lubéron wordt geplaatst in het Turolien, oftewel het Laat Mioceen. Met andere woorden als deze hoornpit inderdaad van Gazelle deperdita is, dan komt dat uit Miocene afzettingen. In de Turolien fauna komt ook al Mammut borsoni en Anancus voor. In het Plioceen is Gazelle deperdita vervangen door Gazelle borbonica, terwijl Mammut borsoni en Anancus arvernensis nog aanwezig zijn. Volgens Heintz (1971a,b) heeft Gazella deperdita een langere snuit dan de recente gazelle, is de hoek gevormd door het dak van de schedel en het vlak van het occipitale klein (120°) zoals bij Gazella dorcas. Volgens Heintz (1969, 1971a,b) hebben de vrouwelijke exemplaren van Gazelle deperdita geen hoorns gedragen. De hoorns bij de mannetjes hebben een lengte tussen de 75 en 130 mm. De soort is iets groter dan de Algerijnse gazelle of Dorkas gazelle.

Referenties

  • Heintz, E. 1969 Le dimorphisme sexuel des appendices frontaux chez Gazella deperdita Gervais (Bovidae, Artiodactyla, Mammalia) et sa signification phylogenique.- Mammalia 33 (4): 626-629.
  • Heintz, E. 1971a A propos de Gazelle Schreuderae Hooijer 1945 (Bovidae, Artiodactyla, Mammalia) du Pliocène de Grubbenvorst, Limburg (Pays-Bas).- Proceedings van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Series B 74 (1), 33-34.
  • Heintz, E. 1971b Gazella deperdita (Gervais) 1847 (Bovidae, Artiodactyla, Mammalia) du Pontien du Mont Lubéron, Vaucluse, France.-Annales de Paléontologie (Vertébrés) 57 (2): 209- 229.
  • Hooijer, D.A. 1945 A fossil gazelle (Gazella schreuderae nov. spec.) from the Netherlands.- Zoologische Mededelingen, Leiden 25: 55-64.
  • Schreuder, A. 1943 Het landschap van Tegelen. - Natuurhistorisch Maandblad 32: 64-66.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen